Naar inhoud springen

cela

Uit WikiWoordenboek
vervoeging van
celar

cela

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van celar
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van celar


  • ce·la

cela

  1. cel; een kleine ruimte waar iemand voor straf moet zitten (in een gevangenis)
  2. cel; een kleine ruimte (in een klooster)

cela

  1. nominatief meervoud van celo
  2. accusatief meervoud van celo
  3. vocatief meervoud van celo