capter
Uiterlijk
capter
- (spreektaal) snappen
- «T’as capté le cours qu’il nous a fait le prof de math c’matin?»
- Snapte jij de les die de wiskundeleraar ons vanochtend heeft gegeven?
- «T’as capté le cours qu’il nous a fait le prof de math c’matin?»
se capter
- wederkerend (spreektaal) elkaar zien, samen zijn
- «Quand c’est qu’on se capte?»
- Wanneer zien we elkaar? [1]
- «Quand c’est qu’on se capte?»