braquer
Uiterlijk
braquer
- (spreektaal) mikken met een vuurwapen, op de korrel nemen [1]
- (spreektaal) gewapend overvallen
- «Hier, Lolo et Lulu ont essayé de braquer la BNP.»
- Lolo en Lulu hebben gisteren geprobeerd de BNP (Banque Nationale Populaire) te overvallen.
- «Hier, Lolo et Lulu ont essayé de braquer la BNP.»
se braquer
- (spreektaal) boos worden, zich verzetten
- «Sophie s'est braquée contre son frère.»
- Sophie is boos geworden op haar broer. [1]
- «Sophie s'est braquée contre son frère.»