bondgenoot
Uiterlijk
- Geluid: bondgenoot (hulp, bestand)
- IPA: / ˈbɔntxəˌnot / (3 lettergrepen)
- bond·ge·noot
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘deelgenoot, helper’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1]
- samenstelling van bond en genoot [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bondgenoot | bondgenoten |
verkleinwoord | bondgenootje | bondgenootjes |
de bondgenoot m
- (militair) een andere macht waarmee een afspraak gemaakt is aan dezelfde zijde te zullen strijden
- iemand waarmee je samenwerkt en die je steunt
1. een andere macht waarmee een afspraak gemaakt is aan dezelfde zijde te zullen strijden
- Het woord bondgenoot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bondgenoot" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[7] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "bondgenoot" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ bondgenoot op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Stéphane Alonso NRC 2 juni 2016
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Hans Klis NRC 25 mei 2016
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044645149
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Militair in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %