Naar inhoud springen

bloeden

Uit WikiWoordenboek
Een bloedende vinger.


  • bloe·den
  • afgeleid van bloed met het achtervoegsel -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bloeden
bloedde
gebloed
zwak -d volledig

bloeden

  1. inergatief het vloeien van bloed uit het lichaam
    • Het dier bloedde uiteindelijk dood. 
  • moeten bloeden voor iets
heel vervelende gevolgen hebben van iets
•  'Na de begrafenis had hij al in bedekte termen gemeld dat wij het er niet bij moesten laten zitten. Dat er iemand moest bloeden voor de fouten die er waren gemaakt. [1] 
  • Doen alsof je neus bloedt
doen alsof je van niets weet
  • Een doekje voor het bloeden (zijn)
een ontoereikende, slechts symbolische maatregel of ofwel: een smoesje zijn, niet de waarheid
  • In Defendria zeggen ze wel, dat zij machtiger zijn, maar dat is maar een smoesje, een doekje voor het bloeden, zogezegd. Ik zou wel eens willen zien wat zij van een vechtpartij terechtbrachten, als het menens werd.' [2]

de bloedenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bloed
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  1. Suzanne Vermeer: All-inclusive 2008
  2. Herzen, Frank
    De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 123
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be