belhamel
Uiterlijk
- bel·ha·mel
- In de betekenis van ‘aanvoerder’ voor het eerst aangetroffen in 1562 [1]
- samenstelling van bel en hamel [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | belhamel | belhamels |
verkleinwoord | belhameltje | belhameltjes |
de belhamel m
- (dierkunde) een gecastreerd mannelijk schaap dat met een bel om zijn nek vaak de kudde leidt
- In de weide stonden enkel belhamels.
- (scheldwoord) ondeugende jongen
- Ga toch weg, stelletje belhamels!
1. een gecastreerd mannelijk schaap dat met een bel om zijn nek vaak de kudde leidt
2. ondeugende jongen
- Het woord belhamel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "belhamel" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "belhamel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ belhamel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Dierkunde in het Nederlands
- Scheldwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 95 %
- Prevalentie Vlaanderen 88 %