Naar inhoud springen

aangroeien

Uit WikiWoordenboek
  • aan·groei·en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aangroeien
groeide aan
aangegroeid
zwak -d volledig

aangroeien

  1. ergatief zich vermeerderen
  2. ergatief toenemen

Aangroeien met.

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be