Supp
Uiterlijk
- Supp
enkelvoud (onbepaald) |
enkelvoud (bepaald) |
meervoud (onbepaald) |
meervoud (bepaald) | |
---|---|---|---|---|
nominatief | en Supp | die Supp | Suppe | die Suppe |
datief | re Supp | der Supp | Suppe | de Suppe |
accusatief | en Supp | die Supp | Suppe | die Suppe |
Supp, v
- (voeding) soep
- «Darrich die Faaschtzeit hot mei Karrich en Gottesdinscht alle Mittwochowed. Aerscht fange mir mit en gleene Iems aa, normally esse mir Supp dann gehne mir in die Karrich fer Lieder un Gebete.»[1]Tijdens de vastentijd heeft mijn kerk elke woensdagavond dienst. Eerst beginnen we met een kleine snack, meestal eten we soep, daarna gaan we naar de kerk voor liedjes en gebeden.
- «Darrich die Faaschtzeit hot mei Karrich en Gottesdinscht alle Mittwochowed. Aerscht fange mir mit en gleene Iems aa, normally esse mir Supp dann gehne mir in die Karrich fer Lieder un Gebete.»[1]
-
En Supp
Een Soep
|
- ↑ Weblink bron Douglas J. Madenford“Die Faaschtzeit is widder do!” (6 maart 2011)
Categorieën:
- Woorden in het Pennsylvania-Duits
- Woorden in het Pennsylvania-Duits van lengte 4
- Woorden in het Pennsylvania-Duits met audioweergave
- Woorden in het Pennsylvania-Duits met IPA-weergave
- Pennsylvania-Duitse woorden naar herkomst uit het Duits
- Zelfstandig naamwoord in het Pennsylvania-Duits
- Voeding in het Pennsylvania-Duits