Naar inhoud springen

wervel

Uit WikiWoordenboek
Luchtwervel
  • wer·vel
  • In de betekenis van ‘beentje van ruggengraat’ voor het eerst aangetroffen in 1568 [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord wervel wervels
verkleinwoord werveltje werveltjes

de wervelm

  1. (anatomie) een bot van de wervelkolom
    • De menselijke wervelkolom bestaat uit 33 of 34 wervels. 
  2. draaiende beweging in een gas of vloeistof
vervoeging van
wervelen

wervel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wervelen
    • Ik wervel. 
  2. gebiedende wijs van wervelen
    • Wervel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wervelen
    • Wervel je? 
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]