wervel
Uiterlijk
- wer·vel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wervel | wervels |
verkleinwoord | werveltje | werveltjes |
de wervel m
- (anatomie) een bot van de wervelkolom
- De menselijke wervelkolom bestaat uit 33 of 34 wervels.
- draaiende beweging in een gas of vloeistof
1. bot van de wervelkolom
vervoeging van |
---|
wervelen |
wervel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wervelen
- Ik wervel.
- gebiedende wijs van wervelen
- Wervel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wervelen
- Wervel je?
- Het woord wervel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wervel" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "wervel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ wervel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be