Naar inhoud springen

scheren

Uit WikiWoordenboek
  • sche·ren

[A]

  • erfwoord: Middelnederlands scēren (sterk) ‘schaven, schrappen, scheren’, uit Oudnederlands skeran, ontwikkeld uit Oergermaans *skeran- ‘scheren, afsnijden (o.a. van haar)’, bij Indo-Europees *(s)kerH- ‘afsnijden, afkrabben’, waartoe ook Welsh ysgaru ‘(echt)scheiden’, Litouws skìrti ‘scheiden, verdelen’, Albanees shqerr ‘afscheuren’ en Armeens kʿerel (քերել) ‘afkrabben’ behoren.[1] [2] Evenzo Nederduits scheren en Duits scheren ‘afsnijden, snoeien’, Fries skarre ‘scheren (wol, riet)’, Engels shear ‘wol scheren’ en Deens skære ‘snijden’.
  • In de betekenis van ‘baard afsnijden’ voor het eerst aangetroffen in 1100.[3] [4] In die van "ordenen/spannen" voor het eerst aangetroffen omstreeks 1265. [5]

[B]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
scheren
/'sxɪːrə(n)/
schoor
/sxɔːr/
geschoren
/ɣə'sxɔrə(n)/
klasse 2 volledig
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
scheren
/'sxɪːrə(n)/
scheerde
/sxɪːrdə/
gescheerd
/ɣə'sxɪːrt/
zwak -d volledig

[A] scheren

  1. overgankelijk met een schaar of mes de huid van haar ontdoen
    • Hij schoor de schapen en verzamelde de wol. 
     Dit alles schonk hem een moeilijk uit te leggen innerlijke vrede, ook wanneer hij zich 's ochtends voor de gebarsten spiegel schoor in het schijnsel van de petroleumlamp of in zijn wolfshuid de veranda op stapte en diep door zijn neus inademde.[7]
     Hij was gekleed in een uniform met de aanduidingen van de SOE en de rang van sergeant, gedoucht en geschoren toen hij op de afrondende afspraak verscheen met kolonel Grumpy, zoals iedereen de chef noemde, en zijn twee assistenten.[8]
  2. wederkerend zich ~: zich de baard kort afsnijden
     Niemand scheerde zijn kin of oksels, bh’s bleken niet te werken onder zware rugzakken en er was een gezonde hoeveelheid vrije liefde onder de jonge garde.[9]
  3. ergatief rakelings over een oppervlak bewegen
    • De zwaluwen scheerden over het water van het meertje. 
     Een asteroïde met de omvang van een bus is rakelings langs de aarde gescheerd.[10]
  4. wederkerend, (verouderd) zich ~ zich ergens vandaan verwijderen, zich uit de voeten maken
    • Scheer je weg! 
  5. overgankelijk ordenen, rangschikken
  6. overgankelijk volgens een rechte lijn bijhakken/-snijden
  7. overgankelijk spannen
  8. overgankelijk, (verouderd) toebedelen
  • [1]: Alles over één kam scheren
Alles en iedereen gelijk stellen
  • [1]: De schapen scheren
Gemakkelijk grote winsten maken
  • [1]: Wie geschoren wordt, moet stilzitten
Als er op iemand kritiek komt, kan diegene beter even wachten alvorens met een weerwoord te komen
  • [1]: Zijn schaapjes scheren
Er de winst uit halen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
scheren
/'sxɪːrə(n)/
schoor
/sxɔːr/
geschoren
/ɣə'sxɔrə(n)/
klasse 2 volledig

[B] scheren

  1. overgankelijk bespotten, de spot drijven met, grappen maken met
  • Ergens mee geschoren zitten
Ergens mee opgescheept zijn

de scherenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord scheer
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[11]
  1. scheren op website: Etymologiebank.nl
  2. Kroonen
    , Guus, Etymological Dictionary of Proto-Germanic, Leiden: Brill, 2013; blz. 443-44
  3. "scheren" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  4. scheren op website: Etymologiebank.nl
  5. scheren op website: Etymologiebank.nl
  6. scheren op website: Etymologiebank.nl
  7. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044628142
  8. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Blauwe ster” (2016), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044628265
  9. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  10. Bronlink Weblink bron “Kack” (28 januari 2012)
  11. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
scheren
scherte/schor
geschert/geschoren
zwak volledig Klasse 2 sterk

scheren

  1. overgankelijk interesseren [1], aangaan [3]
  2. wederkerend sich~ zich bekommeren
  3. overgankelijk scheren [1], lichaamshaar afsnijden