raseren
Uiterlijk
- ra·se·ren
- uit het Frans [1]
raseren [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
raseren |
raseerde |
geraseerd |
zwak -d | volledig |
- uitkrabben van letters
- met de grond gelijkmaken
- scheren van haar of baard
- [2] slechten, verwijderen, afbreken, slopen, verwoesten
- Het woord raseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "raseren" herkend door:
42 % | van de Nederlanders; |
45 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ raseren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be