konvooi
Uiterlijk
- kon·vooi
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gewapend geleide’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1567 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | konvooi | konvooien |
verkleinwoord |
het konvooi o
- groep uit veiligheidsreden, samenreizende voertuigen of schepen
- De aanvallen op konvooien met bevoorrading nemen toe.
1.
- Het woord konvooi staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "konvooi" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "konvooi" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be