komedie
Uiterlijk
- ko·me·die
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘blijspel’ voor het eerst aangetroffen in 1548 [1]
- Afkomstig van het Griekse woord κωμῳδία (kōmōidía).
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | komedie | komedies |
verkleinwoord | komedietje | komedietjes |
de komedie v
- (toneel) toneelstuk met een komische plot
- William Shakespeare schreef ook enkele komedies.
- (figuurlijk), (pejoratief) aanstellerij
- Zijn schoonmoeder was de beste in komedie spelen.
- [1] blijspel
1. een blijspel
- Het woord komedie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "komedie" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "komedie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Bezieldheid: niet geanimeerd
- Metadomein: abstract
- Toneel in het Nederlands
- Figuurlijk in het Nederlands
- Pejoratief in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 97 %