Naar inhoud springen

čelo

Uit WikiWoordenboek
  • IPA: /tʃɛɫɔ/
  • Afgeleid van het Proto-Slavische *čelo

čelo o

  1. (anatomie) voorhoofd; het deel van het gezicht tussen de wenkbrauwen, de normale haarlijn en de slapen
  2. (figuurlijk) hoofd; het voorste deel of leidende positie van een eenheid
  • byť / stáť / kráčať / ísť na čele
  • čelo domu
  • krčiť čelo
  • nízke čelo
  • v čele

čelo o

  1. (muziekinstrument) cello, violoncello; een viersnarig strijkinstrument dat tijdens het bespelen door de violoncellist of cellist tussen de knieën wordt gehouden
  • hrať na čelo


  • IPA: /tʃɛlɔ/
  • če·lo
  • Afgeleid van het Proto-Slavische *čelo

čelo o

  1. (anatomie) voorhoofd; het deel van het gezicht tussen de wenkbrauwen, de normale haarlijn en de slapen
    «Svraštil čelo
    Hij fronste zijn voorhoofd.
  2. (figuurlijk) voorkant; het voorste deel
    «Začne rekonstrukce čela budovy.»
    De reconstructie van de voorkant van het gebouw begint.
  3. (figuurlijk) hoofd; het voorste deel of leidende positie van een eenheid
    «Je v čele spolku.»
    Hij is het hoofd van een vereniging.
  1. část těla v
  2. pohled monbezield
  • čelem vzad
  • čelo průvodu o – het hoofd van de parade
  • pohled na čelo monbezieldvooraanzicht
  • vysoké čelo o – hoog voorhoofd

čelo o

  1. (muziekinstrument) cello, violoncello; een viersnarig strijkinstrument dat tijdens het bespelen door de violoncellist of cellist tussen de knieën wordt gehouden