weergalm
Uiterlijk
- weer·galm
- samenstelling van weer en galm [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | weergalm | weergalmen |
verkleinwoord | weergalmpje | - |
de weergalm m
- teruggekaatste galm
vervoeging van |
---|
weergalmen |
weergalm
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van weergalmen
- Ik weergalm.
- gebiedende wijs van weergalmen
- Weergalm!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van weergalmen
- Weergalm je?
- Het woord weergalm staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.