opvoeder
Uiterlijk
- op·voe·der
- Naamwoord van handeling van opvoeden met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | opvoeder | opvoeders |
verkleinwoord | opvoedertje | opvoedertjes |
de opvoeder m
- (beroep) iemand die een kind leert hoe het zich moet gedragen en zorgt dat het opgroeit door het eten te geven
- Het werk van een opvoeder is een werkje van langdurige adem dat veel geduld vereist.
- Het woord opvoeder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opvoeder" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be