høst
Uiterlijk
Niet te verwarren met: host, höst |
- høst
- Afkomstig van het Oudnoorse naamwoord haust, verwant met het Engelse zelfstandige naamwoord harvest en het Duitse zelfstandige naamwoord Herbst
høst
- tegenwoordige tijd gebiedende wijs van høste
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | høst | høsten | høster | høsterne |
genitief | høsts | høstens | høsters | høsternes |
høst, g
- oogst (de opbrengst aan groente en fruit enz. in een seizoen)
- «Overalt i landet har landmændene de seneste dage arbejdet på højtryk for at få så meget som muligt af årets høst i hus.»
- Overal in het land hebben de boeren de laatste paar dagen keihard gewerkt om zo veel als mogelijk van de oogst van dit jaar in het huis te verkrijgen.
- «Overalt i landet har landmændene de seneste dage arbejdet på højtryk for at få så meget som muligt af årets høst i hus.»
- oogst, het oogsten (het halen van landbouwproducten van het land)
- (figuurlijk) opbrengst (b.v. van medailles)
- pluktijd
- herfst, najaar
- [1]: hvedehøst
- [1]: høhøst
- [1]: høstudbytte
- [1]: kaffehøst
- [1]: kornhøst
- [1]: rekordhøst
- [1]: rishøst
- [1]: vinhøst
- [1]: æblehøst
- [2]: høstarbeijde
- [2]: høstdag
- [2]: høstfolk
- [2]: høsttid
- [3]: medaljehøst
- høst in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk
- høst
- Afkomstig van het Oudnoorse naamwoord haust, verwant met het Engelse zelfstandige naamwoord harvest en het Duitse zelfstandige naamwoord Herbst
Naar frequentie | 8601 |
---|
høst
- tegenwoordige tijd gebiedende wijs van høste
høst
- gebiedende wijs van høst
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | høst | høsten | høster | høstene |
genitief | høsts | høstens | høsters | høstenes |
høst, m
- herfst, najaar
- «Det cubanske kunstnerparet kommer tilbake til Oslo i høst.»
- Het Cubaanse kunstenaarspaar keert dit najaar terug naar Oslo.
- «Det cubanske kunstnerparet kommer tilbake til Oslo i høst.»
- (figuurlijk) ouderdom (hoge leeftijd)
- oogst, het oogsten (het halen van landbouwproducten van het land)
- (figuurlijk) opbrengst (b.v. van medailles)
- [1]: høstbær
- [1]: høstfarge
- [1]: høstjamdøgn
- [1]: høstjevndøgn
- [1]: høstlig
- [1]: høstmåned
- [1]: høstpart
- [1]: høstrug
- [1]: høststorm
- [1]: høsttakkfest
- [1]: høstull
- [2]: livets høst
de ouden dagen
de latere leeftijd
de latere leeftijd
- [3]: en rik høst
een rijke oogst
Categorieën:
- Woorden in het Deens
- Woorden in het Deens van lengte 4
- Woorden in het Deens met audioweergave
- Woorden in het Deens met IPA-weergave
- Werkwoordsvorm in het Deens
- Zelfstandig naamwoord in het Deens
- Figuurlijk in het Deens
- Woorden in het Noors
- Woorden in het Noors van lengte 4
- Woorden in het Noors met audioweergave
- Woorden in het Noors met IPA-weergave
- Werkwoordsvorm in het Noors
- Zelfstandig naamwoord in het Noors
- Figuurlijk in het Noors