Naar inhoud springen

Taalgids Spaans

Uit Wikivoyage
Onderwerpen > Taalgidsen > Taalgids Spaans
Taalgids Spaans

Spaans (Spaans: español) of Castiliaans (Spaans: castellano) is een Romaanse taal en is een van de meest gesproken talen ter wereld. Voor 329 miljoen mensen is Spaans de moedertaal, terwijl nog eens 170 miljoen Spaans als tweede taal spreken. De historische oorsprong van de taal ligt in Spanje maar de meeste sprekers kunnen tegenwoordig gevonden worden in Centraal- en Zuid-Amerika.

Grammatica

[bewerken]

Zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden

[bewerken]

In het Spaans hebben de zelfstandige naamwoorden, net zoals in de andere Romaanse talen, een mannelijk of vrouwelijk geslacht. Het Spaans heeft geen onzijdige woorden maar wel woorden die zowel mannelijk als vrouwelijk zijn.


Zelfstandig naamwoord en bepaald lidwoord

 

enkelvoudmeervoud
mannelijkel amigolos amigos
vrouwelijkla amigalas amigas

Zelfstandig naamwoord en onbepaald lidwoord

 

enkelvoudmeervoud
mannelijkun amigounos amigos
vrouwelijkuna amigaunas amigas
  • Bijvoeglijke naamwoorden passen zich aan aan het zelfstandig naamwoord. Deze staan altijd achter het zelfstandig naamwoord, tenzij er in de zin het werkwoord ser of estar is, dan komt het bijvoeglijk naamwoord na ser of estar. Bijvoorbeeld: Una casa bonita, unos bolígrafos rojos, la casa es pequeña.

Het geslacht van de zelfstandige naamwoorden wordt bepaald door de uitgang van het woord:

Mannelijke zelfstandige naamwoorden

 

UitgangVoorbeeldUitzondering
-oEl teléfonoLa foto
MedeklinkerEl hotelLa imagen
-ajeEl garaje-
-orEl amor-
-omaEl idioma-
-emaEl sistemaLa crema

Vrouwelijke zelfstandige naamwoorden

 

UitgangVoorbeeldUitzondering
-aLa casaEl día
-ciónLa información-
-tadLa libertad-
-dadLa universidad-
  • Zelfstandige naamwoorden die zowel mannelijk als vrouwelijk zijn hebben als uitgang -e: La gente & el estudiante/la estudiante.
  • Als een zelfstandig naamwoord in het enkelvoud op een -z eindigt, verandert de -z in het meervoud in -ces: prez --> preces.
  • Als een woord in het enkelvoud in de laatste lettergreep met een accent eindigt, verliest dit woord in het meervoud het accent: la estación --> las estaciones.

Werkwoorden

[bewerken]

Regelmatige werkwoorden

[bewerken]

Regelmatige werkwoorden eindigen in het Spaans op -ar, -er of -ir. De vervoeging gaat dan als volgt:

Presente (onvoltooid tegenwoordige tijd)

Persoonlijk voornaamwoord-AR-ER-IR

 

yohablocomovivo
hablascomesvives
él/ella/ustedhablacomevive
nosotros/nosotrashablamoscomemosvivimos
ellos/ellas/ustedeshablancomenviven
Infinitivohablarcomervivir
  • De persoonlijke voornaamwoorden zijn niet verplicht om als onderwerp in een zin te gebruiken. Hablo betekent namelijk al 'ik praat', bij yo hablo wordt hier een nadruk op 'ik' gelegd. Dit geldt bij alle tijden en vormen van de werkwoorden.

Imperfecto (onvoltooid verleden tijd)

Persoonlijk voornaamwoord-AR-ER-IR

 

yohablabacomíavivía
hablabascomíasvivías
él/ella/ustedhablabacomíavivía
nosotros/nosotrashablábamoscomíamosvivíamos
ellos/ellas/ustedeshablabancomíanvivían
  • De uitgangen van de werkwoorden op -er en -ir zijn in de imperfecto gelijk aan elkaar.
  • Bij de eerste klinker van de uitgang in de imperfecto komt bij de werkwoorden op -er en -ir een accent.

Perfecto (voltooid tegenwoordige tijd)

De voltooid tegenwoordige tijd wordt in het Spaans gevormd door het (onregelmatige) hulpwerkwoord haber. Hier volgt de vervoeging van haber:

Persoonlijk voornaamwoordHaber

 

yohe
has
él/ella/ustedha
nosotros/nosotrashemos
ellos/ellas/ustedeshan

Het voltooid deelwoord kan in het Spaans bij regelmatige werkwoorden op twee manieren worden gevormd:

  1. Werkwoorden met -AR, aan de stam komt de uitgang -ado. Hablar --> habl- --> hablado.
  2. Werkwoorden met -ER of -IR, aan de stam komt de uitgang -ido. Comer --> com- --> comido & Vivir --> viv- --> vivido.

Onregelmatige werkwoorden

[bewerken]

Het Spaans kent ook onregelmatige werkwoorden, zoals ser, estar, tener en ir. Hieronder volgt de vervoeging van deze werkwoorden.

Persoonlijk voornaamwoordZijnZijn

 

yosoyestoy
eresestás
él/ella/ustedesestá
nosotros/nosotrassomosestamos
ellos/ellas/ustedessonestán
Infinitivoserestar
  • De werkwoorden ser en estar betekenen hetzelfde maar worden op een andere manier gebruikt:
    • Ser wordt gebruikt als 'zijn, zodra iets een langdurige tijd zo is. Bijvoorbeeld bij eigenschappen, uiterlijk, verwantschap en nationaliteit.
    • Estar wordt ook als 'zijn'gebruikt, maar zodra iets tijdelijk of niet langdurig is. Bijvoorbeeld bij het bevinden in een plaats.
  • Let op de accenten bij ser en estar, ser heeft geen accenten in de presente en estar heeft op alle vormen behalve de 1e persoon en de infinitief een accent.
Persoonlijk voornaamwoordHebben

 

yotengo
tienes
él/ella/ustedtiene
nosotros/nosotrastenemos
ellos/ellas/ustedestienen
Infinitivotener
  • Bij leeftijd gebruik je in het Spaans het werkwoord tener, dus in het Spaans zegt men 'Ik heb 30 jaar' (Tengo treinta años).
  • Ook tener heeft geen accenten in de vervoeging van de presente.
Persoonlijk voornaamwoordGaan

 

yovoy
vas
él/ella/ustedva
nosotros/nosotrasvamos
ellos/ellas/ustedesvan
Infinitivoir
  • Het werkwoord gaan kan ook wederkerend gebruikt worden, dus irse wordt dan gebruikt.
  • Ook geen accenten in de presente van de vervoeging van ir.

Wederkerende werkwoorden

[bewerken]

Wederkerende werkwoorden eindigen in het Spaans op -se, -se komt achter de uitgang van het werkwoord te staan. Dat ziet er dan uit als: -arse, -erse of -irse Voorbeelden van wederkerende werkwoorden zijn: Llamarse (heten) en Aburrirse (zich vervelen) Een wederkerend werkwoord wordt normaal vervoegd, maar dan komt er een wederkerend voornaamwoord vóór het vervoegde werkwoord. De wederkerende voornaamwoorden zijn:

Persoonlijk voornaamwoordwederkerend voornaamwoordvoorbeeld -ARVoorbeeld -IR

 

yomeme llamome aburro
tete llamaste aburres
él/ella/ustedsese llamase aburre
nosotros/nosotrasnosnos llamamosnos aburrimos
ellos/ellas/ustedessese llamanse aburren
  • Let op, Llamarse betekent heten, maar llamar betekent bellen. Dus let op de vervoeging van het wederkerend voornaamwoord.

Gustar en encantar

[bewerken]

De werkwoorden gustar (Leuk vinden/houden van) en encantar (Dol zijn op/gek zijn op) worden niet regelmatig vervoegd. Deze werkwoorden passen zich aan aan het volgende zelfstandig naamwoord of werkwoord in de zin. Er bestaan maar twee vormen van deze werkwoorden, namelijk Gusta, Gustan en encanta, encantan. Als het volgende woord in de zin een zelfstandig naamwoord enkelvoud of een werkwoord is, staat het werkwoord gustar of encantar gebruikt als Gusta of encanta. Maar als het volgende woord in de zin een zelfstandig naamwoord meervoud is, of als er meerdere zelfstandig naamwoorden enkelwvoud staan, wordt gustar of encantar gebruikt als Gustan of Encantan. En om het onderwerp aan te geven zijn ook hier weer extra persoonlijke voornaamwoorden, hieronder staan deze persoonlijke voornaamwoorden:

Persoonlijk voornaamwoordpersoonlijk voornaamwoord gustar en encantarVoorbeeld gustarNadrukkelijk met gustar

 

yomeme gusta(n)a mí me gusta(n)
tete gusta(n)a ti te gusta(n)
él/ella/ustedlele gusta(n)a él/ella/usted le gusta(n)
nosotros/nosotrasnosnos gusta(n)a nosotros/nosotras nos gusta(n)
ellos/ellas/ustedeslesles gusta(n)a ellos/ellas/ustedes les gusta(n)
  • De nadruk is, zoals hierboven staat, ook anders bij deze werkwoorden dan bij regelmatige werkwoorden. De nadruk wordt hier gevormd door: A + persoonlijk voornaamwoord. De uitzondering van persoonlijke voornaamwoorden zijn yo, dat wordt mí (met accent), en tú, dat wordt ti (zonder accent).
  • Voorbeelden met Gustar en Encantar:
    • Me gustan las playas. (Ik houd van de stranden) Na gustar komt een zelfstandig naamwoord meervoud.
    • Te gusta la playa. (Jij houdt van het strand) Na gustar komt een zelfstandig naamwoord enkelvoud.
    • Le gusta jugar con la consola. (Hij/zij/u houdt van gamen) Na gustar komt een werkwoord.
    • Nos gusta cantar y bailar. (Wij houden van zingen en dansen) Na gustar komen werkwoorden, maar het blijft gusta
    • A ustedes les gusta mi familia. (Zij vinden mijn familie leuk) Hier wordt nadruk gelegd op ustedes, na gustar komt een zelfstandig naamwoord enkelvoud.

Uitspraak

[bewerken]

A, B, C, D, E, F, G, H, I, J, K, L, M, N, Ñ, O, P, Q, R, S, T, U, V, W, X, Y, Z.

  • De C wordt voor een A, I, O, U uitgesproken als een K. Voor een E, I wordt de C als een s uitgesproken. 'Cantar' (zingen) (Kantar) - 'Cepillarse los dientes' (sepi-jarse los die-entes) (tandenpoetsen)
  • De G wordt voor een A, I, O, U uitgesproken als een 'Engelse G', dus zoals de G in good. Voor een E, I wordt de G als een 'Nederlandse G' uitgesproken, zoals in goed. Gustar' (Koestar) (leuk vinden) - Generoso (Generoso) (vrijgevig)
  • De letter H wordt in het Spaans (net als in de andere Romaanse talen) niet uitgesproken. 'Hola' (Ola) (hallo)
  • De letter J wordt als de 'Nederlandse G' uitgesproken, zoals in goed. 'Joven' (Goben) (jong)
  • De letter Ñ, is een letter die niet in het Nederlands voorkomt. Je spreekt het uit als nj zoals in Oranje. 'Baño' (Banjo) (toilet)
  • De Q wordt altijd gevolgd door een U, de Q wordt uitgesproken als een K en de U wordt niet uitgesproken. 'Quince' (Kiense) (vijftien)
  • De R wordt rollend uitgesproken, als er achtereenvolgend 2 R-en staan wordt dit lang uitgesproken. 'Revista' (Reebista) (tijdschrift) - 'Perro' (Perrro)(hond)
  • De U wordt uitgesproken als de Nederlandse tweeklank OE. 'Universidad' (Oenibersidad) (universiteit)
  • De V wordt als een B uitgesproken. 'Vacaciones' (Bakasiones) (vakantie)
  • De X wordt uitgesproken als 'gs', dus met een 'Nederlandse g' en een S. 'Xilófono' (Gsilofono) (xylofoon)
  • De lettercombinatie CC wordt als ks uitgesproken. 'Acción' (Aksion) (actie)
  • De lettercombinatie CH wordt als tj uitgesproken, zoals in cappuccino. 'Leche' (Letje) (melk)
  • De lettercombinatie LL wordt als een J uitgesproken. ''Llamarse (Jamarse) (heten)

Klinkers

[bewerken]

A, E, I, O, U, Y

Medeklinkers

[bewerken]

B, C, D, E, F, G, H, J, K, L, M, N, Ñ, P, Q, R, S, T, V, W, X, Z

Woordenboek

[bewerken]

Basiswoorden

[bewerken]

Gebruikelijke uitdrukkingen


OPEN
Abierto
GESLOTEN
Cerrado
INGANG
Entrada
UITGANG
Salida
DUWEN
Empuje
TREKKEN
Tira/Jala
WC
Baño
MANNEN
Hombres/Varones/Caballeros
VROUWEN
Mujeres/Damas
VERBODEN TE ROKEN
Prohibido fumar
VERBODEN
Prohibido
Goedendag. (formeel)
Buenos días. (Boe-enos Die-as)
Hallo. (informeel)
Hola. (Ola)
Hoe gaat het?
¿Cómo estás? (Komo estas)
Goed, dank u.
Bien, gracias (Bie-en Grasias)
Hoe heet u?
¿Cómo se llama usted? (Komo se jama oested)
Ik heet ______.
Me llamo ______. (Me jamo ______)
Aangenaam kennis te maken.
Encantado/a . (enkantaadoo/aa)
Alstublieft.
Por favor (Por fabor)
Dank.
Gracias. (Grasias)
Dank u wel.
Muchas gracias. (Moetjas grasias)
Graag gedaan.
De nada. (De naada)
Ja.
Sí. (Sie)
Nee.
No. (No)
Excuseer.
Disculpas (Diskoelpas)
Het spijt me.
Lo siento. (Lo Sie-ento)
Tot ziens.
Adiós. (Aadie-os)
Ik spreek geen ______.
No hablo ______. (No abloo ______)
Spreekt u Nederlands?
¿Hablas neerlandés? (Ablas ne-eerlandes)
Spreekt hier iemand Nederlands?
¿Alguien habla neerlandés aquí? (Alk-ie-en ablaa ne-eerlandes aakie)
Help!
¡Socorro! (sokorroo)
Goedemorgen.
Buenos días. (Boe-enos die-as)
Goedemiddag.
Buenas tardes (Boe-enas tardes)
Goedenavond.
Buenas noches. (Boe-enas notjes)
Welterusten.
Buenas noches (Boe-enas notjes)
Ik begrijp het niet.
No lo entiendo. (No lo entie-endo)
Waar is de WC?
¿Dónde está el baño? (Dondee estaa el banjo)

Bij problemen

[bewerken]
Laat me met rust.
Déjame en paz
Raak me niet aan!
¡No me toques!
Ik bel de politie.
¡Llamo a la policía!
Politie!
¡Policía! (Pooliesie-a)
Stop! Dief!
¡Para! (Paara)
Ik heb uw hulp nodig.
Necesito su ayuda (Nesesietoo soe ajoeda).
Het is een noodgeval.
Es una emergencia . (Es oena emergensieja)
Ik ben verdwaald.
Estoy perdido (Estoj perdiedo).
Ik ben mijn tas kwijt.
He perdido mi bolso. (È perdiedo mi bolsoo)
Ik ben mijn portemonnee kwijt.
He perdido mi cartera. (È perdiedo mi karteera)
Ik ben ziek.
Estoy enfermo/a . (Estoj enfermoo/enfermaa)
Ik ben gewond.
Estoy herido . (Estoj èriedo)
Ik heb een dokter nodig.
Necesito un médico . ( nesesietoo oen meedikoo)
Huisarts.
Médico al cabecera, El médico general.
Mag ik uw telefoon gebruiken?
¿Alguien me puede prestar un teléfono? (Alkie-en mee poe-ede prestar oen teleefono)

Cijfers

[bewerken]
1
uno (oenoo)
2
dos (dos)
3
tres (tres)
4
cuatro (kwatro)
5
cinco (sienko)
6
séis (seis)
7
siete (sie-ete)
8
ocho (otjoo)
9
nueve (noe-ebe)
10
diez (die-es)
11
once (onsee)
12
doce (dosee)
13
trece (tresee)
14
catorce (katorsee)
15
quince (kiensee)
16
dieciséis (die-esieseis)
17
diecisiete (die-esiesie-ete)
18
dieciocho (die-esieotjo)
19
diecinueve (die-esienoe-ebe)
20
veinte (beinte)
21
veintiuno (beintie-oenoo)
22
veintidós (beintiedos)
23
veintitrés (beintietres)
30
treinta (treintaa)
31
treinta y uno (treintaa ie oenoo)
32
treinta y dos (treintaa ie dos)
40
cuarenta (koe-arentaa)
50
cincuenta (Sienkoe-entaa)
60
sesenta (Sesentaa)
70
setenta (Setentaa)
80
ochenta (Otjentaa)
90
noventa (Nobentaa)
100
cien (Cie-en)
200
doscientos (Doscie-entos)
300
trescientos (Trescie-entos)
1.000
mil (Miel)
2.000
dos mil (Dos miel)
1.000.000
un millón (Oen miejon)
1.000.000.000
mil millones (Miel miejones)
1.000.000.000.000
un billón (Oen biejon)
nummer _____ número (Noemero)
half
medio (Medioo)
minder
menos ( )
meer
más (Mas)

Tijd

[bewerken]
nu
ahora (A-ora)
later
después (Despoe-es)
voor
ante (Antee)
ochtend
mañana (Manjaana)
middag
mediodía (tot 2 uur)/tarde (Mediodie-a)/(Tarde)
avond
noche (Notjee)
nacht
madrugada (Madroekaadaa)
Kloktijden
[bewerken]
Eén uur 's nachts
Es la una de la madrugada (Es laa oena de laa madroekaadaa)
Twee uur 's nachts
Son las dos de la madrugada (Son las dos de laa madroekaadaa)
Zeven uur 's ochtends
Son las siete de la mañana (Son las sie-ete de laa manjaana)
Acht uur 's ochtends
Son las ocho de la mañana (Son las otjoo de laa manjaana)
Twaalf uur 's middags
Son las doce del mediodía (Son las dosee del mediodie-a)
Eén uur 's middags
Es la una del mediodía (Es laa oena del mediodie-a)
Twee uur 's middags
Son las dos de la tarde (Son las dos de laa tarde)
Zeven uur 's avonds
Son las siete de la noche (Son las sie-ete de laa notjee)
Acht uur 's avonds
Son las ocho de la noche (Son las otjoo de laa notjee)
Kwart over één
Es la una y cuarto (Es laa oena ie koe-arto)
Half twee
Es la una y media (Es laa oena ie media)
Kwart voor twee
Son las dos menos cuarto (Son las dos menos koe-arto)
Duur
[bewerken]
_____ minu(u)te(n)
minuto(s) (mienoeto(s))
_____ u(u)r(en)
hora(s) (Oraa(s))
_____ dag(en)
día(s) (Die-a(s))
_____ we(e)k(en)
semana(s) (Semaana(s))
_____ maand(en)
mes(es) (Mes(es))
_____ ja(a)r(en)
año(s) (Anjoo(s))
Dagen
[bewerken]
vandaag
Hoy (Oj)
gisteren
Ayer (Ajer)
morgen
mañana (Manjaana)
deze week
esta semana (Esta semaana)
vorige week
semana pasada ( )
volgende week
próxima semana ( )
maandag
lunes (Loenes)
dinsdag
martes (Martes)
woensdag
miércoles (Mie-ercoles)
donderdag
jueves (Goe-ebes)
vrijdag
viernes (Bie-ernes)
zaterdag
sábado (Saabado)
zondag
domingo (Domienko)
Maanden
[bewerken]
januari
enero (Eneroo)
februari
febrero (Febrero)
maart
marzo (Marso)
april
abril (Abriel)
mei
mayo (Maajoo)
juni
junio (Goenie-o)
juli
julio (Goelie-o)
augustus
agosto (Akosto)
september
setiembre (Septie-embre)
oktober
octubre (Oktoebre)
november
noviembre (Nobie-embre)
december
diciembre (Diesie-embre)

Kleuren

[bewerken]
zwart
negro (neegroo)
wit
blanco (blancoo)
grijs
gris (kries)
rood
rojo (rogoo)
blauw
azul (asoel)
geel
amarillo (amari-jo)
groen
verde (berde)
oranje
naranja (naran-ga)
paars
lila (liela)
bruin
marrón (marrron)

Vervoer

[bewerken]

Trein en bus

[bewerken]
Hoeveel kost een kaartje naar _____?
Cuánto cuesta un bilete para _____ ? ( )
Een kaartje naar _____, alstublieft.
Un bilete para _____ , por favor. ( )
Waar gaat deze trein/bus naartoe?
¿Dónde va este_______ ? ( )
Waar is de trein/bus naar _____?
¿Dónde puedo tomar el tren/bus para _________? ( )
Stopt deze trein/bus in _____?
¿Este tren/bus para en _______ ? ( )
Wanneer vertrekt de trein/bus naar_____ ?
¿Cuándo sale el tren/bus que va a ______? ( Kwandoo saale el tren/boes ke wa a )
Wanneer komt de trein/bus aan in _____?
¿Cuándo llega el tren/bus a ______? ( )

Richtingen

[bewerken]
Hoe kom ik in _____
¿Dónde queda el ______ (Dondee qeeda el ______)
...het station?
la estación? (laa estasie-on)
...de bushalte?
el terminal? (el termienal)
...de luchthaven?
el aeropuerto? (el a-eroopoe-erto)
...het stadscentrum?
el centro de la ciudad / el centro histórico? ( )
...de jeugdherberg?
 ? ( )
...het _____ hotel?
el hotel? ( )
...het Nederlands/Belgisch/Surinaams consulaat?
el consulado de los Países Bajos/de Bélgica/de Surinam? ( )
Waar zijn er veel...
¿Dónde hay muchos/muchas _____? ( Donde aj moetjos/moetjas)
...hotels?
hoteles? ( )
...restaurants?
restaurants? ( )
...cafés?
cafeterías? ( )
...bezienswaardigheden?
 ? ( )
Kunt u het op de kaart aanduiden?
 ? ( )
straat
calle? ( )
Links afslaan.
. ( )
Rechts afslaan.
. ( )
links
izquierda ( )
rechts
derecha ( )
rechtdoor
todo recto ( )
richting de _____
dirección ( )
voorbij de _____
( )
voor de _____
por el ( )
Let op de/het _____.
¡Ojo! / ¡Mira! . ( )
kruispunt
( )
noord
norte ( )
zuid
sur ( )
oost
este ( )
west
oeste ( )
bergop
abajo ( )
bergaf
arriba ( )

Taxi

[bewerken]
Taxi alstublieft!
¡Por favor, un taxi! ( )
Breng me naar _____, alstublieft.
 ? pero, por favor ( )
Hoeveel kost het om naar _____ te rijden?
¿Cuánto cuesta hasta ______? ( )
Breng me daarheen, alstublieft.
Déjeme aquí, por favor. ( )

Slapen

[bewerken]
Heeft u nog kamers beschikbaar?
¿Tienes habitaciones disponibles? ( )
Hoeveel kost een kamer voor één persoon/twee personen?
¿Cuánto cuesta una habitación para una/dos personas? ( )
Beschikt de kamer over...
( )
...lakens?
 ? ( )
...een WC?
un baño? ( )
...een badkamer?
 ? ( )
...een telefoon?
un teléfono? ( )
...een televisie?
una televisión? ( )
Mag ik de kamer eerst even zien?
¿Puedo ver la habitación primero? ( )
Heeft u niets rustiger?
¿Tienes algo más tranquilo? ( )
...groter?
más grande ? ( )
...schoner?
más limpio? ( )
...goedkoper?
más barato? ( )
Oké, ik neem het.
Vale, lo tomo. ( )
Ik blijf _____ nacht(en)
Me quedaré ___noche(s) ( )
Kunt u mij een ander hotel aanbevelen?
¿Puedes aconsejarme otro hotel ? ( )
Heeft u een kluis? (voor waardevolle bezittingen)
 ? ( )
...kluisjes? (voor kleding)
 ? ( )
Is het ontbijt/avondeten inbegrepen?
 ? ( )
Hoe laat is het ontbijt/avondeten?
 ? ( )
Wilt u mijn kamer schoonmaken?
¿Quiere limpiar mi dormitorio ? ( )
Kunt u me wakker maken om _____ uur?
Puede despertarme à las _____ ? ( )
Ik wil uitchecken.
Deseo el check-out ( )

Geld

[bewerken]
Kan ik met Amerikaanse dollars betalen?
¿Puedo pagar con dólares estadounidenses? ( )
Kan ik met Britse ponden betalen?
¿Puedo pagar con libras esterlinas? ( )
Kan ik met euro's betalen?
¿Puedo pagar con euros? ( )
Kan ik met een credit card betalen?
¿Puedo pagar con tarjeta de crédito? ( )
Kunt u geld voor me wisselen?
¿Me pueden cambiar mi dinero? ( )
Waar kan ik geld wisselen?
¿Dónde puedo cambiar mi dinero? ( )
Kan ik hier traveler's cheques inwisselen?
¿Puedo canjear cheques de viaje aquí? ( )
Waar kan ik traveler's cheques inwisselen?
¿Dónde puedo canjear cheques de viaje? ( )
Wat is de wisselkoers?
¿Cuál es la tasa de cambio? ( )
Waar is er een geldautomaat?
¿Dónde hay un cajero automático? ( )

Eten

[bewerken]
Een tafel voor één persoon/twee personen, alstublieft.
. ( )
Mag ik de menukaart even zien?
. ( )
Mag ik een kijkje nemen in de keuken?
. ( )
Is er een specialiteit van het huis?
 ? ( )
Is er een streekgerecht?
 ? ( )
Ik ben vegetariër.
Yo soy vegetariano ( )
Ik eet geen varkensvlees.
No como cerdo / chancho. ( )
Ik eet geen rundvlees.
. ( )
Ik eet alleen koosjer.
Sólo como comida kusher. ( )
Kunt u dat met minder olie/boter/vet maken, alstublieft?
 ? ( )
vast menu
( )
à la carte
a la carta ( )
ontbijt
desayuno ( )
lunch
almuerzo ( )
afternoontea (maaltijd)
lonche ( )
avondeten
cena ( )
Ik wil graag _____.
. ( )
Ik wil graag een gerecht met _____.
( )
kip
pollo
rundsvlees
carne de res / carne ( )
vis
pescado ( )
ham
jamón ( )
worst
( )
kaas
queso ( )
eieren
huevos ( )
salade
salada (')
(verse) groenten
verduras/vegetales ( )
(vers) fruit
fruta ( )
brood
pan ( )
geroosterd brood
( )
noedels
fideos ( )
rijst
arroz ( )
bonen
fibra ( )
Mag ik een glas _____?
¿Puede darme un vaso? ( )
Mag ik een kopje _____?
¿Puede darme una copa? ( )
Mag ik een fles _____?
¿Puedo una botalla de _____? ( )
koffie
café
thee
té ( )
sap
sumo ( )
koolzuurhoudend water
agua con gás ( )
mineraalwater
agua mineral ( )
bier
cerveza ( )
rode/witte wijn
vino blanco (witte wijn) vino tinto (rode wijn) ( )
Mag ik wat _____?
¿Puedes darme ( )
zout
sal ( )
zwarte peper
pimienta negra ( )
boter
( )
Ober!
¡Camarero! / ¡Camarera! ( )
Ik ben klaar.
Ya terminé. ( )
Het was heerlijk.
Estuvo muy rico/delicioso. ( )
Kunt u de borden afruimen?
 ? ( )
De rekening, alstublieft.
la cuenta , por favor ( )

Uitgaan

[bewerken]
Serveert u alcohol?
¿Tienen bebidas alcohólicas? ( )
Is er bediening aan tafel?
 ? ( )
Een biertje/twee biertjes, alstublieft.
Una cerveza, por favor ( )
Een glas rode/witte wijn, alstublieft.
Una copa de vino, por favor ( )
Een vaasje, alstublieft
Un litro, por favor ( )
Een fles, alstublieft.
Una botella, por favor ( )
_____ (sterke drank) met _____ (toegevoegde drank), alstublieft.
. ( )
whisky
whisky ( )
wodka
vodka ( )
rum
( )
water
agua ( )
sodawater
gaseosa ( )
tonic
agua tónica ( )
sinaasappelsap
jugo de naranja ( )
cola
gaseosa ( )
Heeft u bittergarnituur?
¿Tienen algún piqueo? (')
Nog eentje, alstublieft.
Otra, por favor ( )
Nog een rondje, alstublieft.
Otra ronda, por favor. ( )
Wanneer gaat u dicht?
¿Cuándo se cierra? ( )
Proost!
¡Salud! ( )

Winkelen

[bewerken]
Heeft u dit in mijn maat?
¿Tienes ésto en mi talla?
Hoeveel kost dat?
¿Cuánto cuesta?
Dat is te duur.
Es demasiado caro.
Wilt u het voor _____ verkopen?
¿Me la puedes rebajar a ______?
duur
caro
goedkoop
barato
Dat kan ik mij niet veroorloven.
No puedo pagar esto.
Ik wil het niet, dank.
No lo deseo, gracias
U bedriegt me.
Me estás engañando.
Ik ben niet geïnteresseerd.
No estoy interesado(a)
Oké, ik neem het.
Bueno, lo compro
Mag ik een tasje?
¿Tienes una bolsita?
Bezorgt u (overzee)?
¿Realizan envíos (al extranjero)?
Ik wil graag...
Quisiera...
...tandpasta.
...dentífrico / pasta de dientes
...een tandenborstel.
...un cepillo de dientes
...tampons.
...tapones
...zeep.
...jabón
...shampoo.
...shampoo
...een pijnstiller.
...un analgésico
...een middel tegen verkoudheid.
( )
...maagtabletten.
...antiácidos
...scheermesjes
...máquina de afeitar
...een paraplu.
...un paraguas
...zonnebrandcrème.
...bloqueador solar
...een ansichtkaart.
...una postal
...postzegels
...estampillas
...batterijen
...baterías/pilas
...schrijfpapier.
...papel para escribir
...een pen.
...un lapicero
...Nederlandstalige boeken.
...libros en neerlandés
...Nederlandstalige tijdschriften.
...revistas en neerlandés
...een Nederlandstalige krant.
...un periódico en neerlandés
...een Nederlands-Spaans woordenboek.
...un diccionario Neerlandés-Español

Rijden

[bewerken]
Ik wil een auto huren
Quiero alquilar un auto
Kan ik het laten verzekeren?
¿Puedo asegurar?
stop
detente/para
éénrichtingsstraat
sentido
voorrang verlenen
dar la prioridad
parkeerverbod
zona rígida
snelheidslimiet
límite de velocidad
tankstation
estación de servicios / grifo (aan Chilië bencinera)
benzine
gasolina (aan Chilië bencina)
diesel
petróleo

Autoriteiten

[bewerken]
Ik heb niets verkeerds gedaan.
No he hecho nada malo.
Het was een misverstand.
Esto fue un malentendido.
Waar brengt u me naartoe?
¿Adónde me llevas?
Ben ik gearresteerd?
¿Estoy arrestado?
Ik ben Nederlandse/Belgische/Surinaamse staatsburger.
Yo soy ciudadano neerlandés/belga/surinamés.
Ik wil praten met de Nederlandse/Belgische/Surinaamse ambassade/consulaat.
Quiero hablar con la embajada/el consulado neerlandés/belga/de Surinam
Ik wil met een advocaat spreken.
Quiero hablar con un abogado.
Kan ik niet gewoon nu een boete betalen?
¿No puedo ahora pagar una multa?
Dit is een bruikbaar artikel. Het bevat informatie over hoe er te arriveren, en over de belangrijkste attracties, uitgaansgelegenheden en hotels. Een avontuurlijk persoon zou dit artikel kunnen gebruiken, maar duik erin en breid het uit!