De twaalf deelnemende landen speelden in de voorronde in vier poules van drie teams, waarna de nummers één en twee doorgingen van elke poule naar de hoofdronde. De winnaars van deze hoofdronde speelden de finale tegen elkaar, de nummers twee speelden om het brons, de nummers drie om de vijfde plaats en de nummers vier om de zevende plaats.
Roemenië werd wereldkampioen door Tsjecho-Slowakije in de finale te verslaan met 9-8 na tweemaal verlenging. Het brons ging naar titelverdediger Zweden, dat in de troostfinale Duitsland wist te verslaan met 17-14.
Duitsland stuurde voor de laatste maal een gezamenlijk team met handballers uit West- en Oost-Duitsland.