Naar inhoud springen

Trafigura

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Trafigura
Logo
Oprichting 1993
Oprichter(s) Claude Dauphin
Eric de Turkheim
Eigenaar De aandelen zijn in handen van bestuurders en werknemers
Sleutelfiguren Jeremy Weir (CEO)
Werknemers 4316 (2018)
Producten ruwe aardolie, olieproducten, metalen en mineralen
Sector Handel
Omzet/jaar US$ 180 miljard (2018)
Winst/jaar US$ 873 miljoen (2018)
Website (en) Trafigura website
Portaal  Portaalicoon   Economie

Trafigura is een wereldwijd opererende handelsonderneming, gespecialiseerd in olie, mineralen en metalen. De onderneming heeft 66 kantoren in 38 landen en hoofdkantoren in Amsterdam, Londen en Luzern.

Trafigura werd in 1993 opgericht en is eigendom van haar werknemers. De oprichters zijn Claude Dauphin en Eric de Turkheim die daarvoor als oliehandelaren werkten bij Glencore, het bedrijf van Marc Rich.[1]

Trafigura’s belangrijkste handelsactiviteiten bestaan uit levering en transport van ruwe olie, olieproducten, steenkool, metalen (waaronder koper, lood, zink en aluminium), metaalertsen en concentraten. In het gebroken boekjaar 2018, dat liep van 1 oktober 2017 tot en met 30 september 2018, verhandelde het bedrijf meer dan 275 miljoen ton aan olie en olieproducten.[2] Verder werd voor 95 miljoen ton aan metalen en mineralen verhandeld, waarvan ongeveer tweederde bestond uit steenkool.[2] Voor het transport beschikt het bedrijf verder over een kleine rederij.

Overname Essar Oil

[bewerken | brontekst bewerken]

In oktober 2016 nam Trafigura, in samenwerking met het Russische oliebedrijf Rosneft, het Indiase Essar Oil over.[3] Beide bedrijven nemen elk een belang van 49% en krijgen daarmee 98% van het bedrijf in handen.[3] De Essar Group houdt de laatste 2% van de aandelen. Ze betalen hiervoor US$ 10,9 miljard inclusief de schulden die bij Essar Oil op de balans staan.[3] Hiermee krijgen de twee toegang tot de Indiase markt, inclusief de op een na grootste raffinaderij van het land in Vadinar en 2700 benzinestations. Hiervoor, en nog enkele andere bezittingen, betalen de twee nog eens US$ 2 miljard.[3] De raffinaderij heeft een capaciteit van 400.000 vaten per dag en staat in de westelijke deelstaat Gujarat.[3] De onderhandelingen duurden langer dan verwacht en op 21 augustus 2017 werd de transactie afgerond.[4]

Olie-voor-voedselprogramma

[bewerken | brontekst bewerken]

Na een onderzoek door de Verenigde Naties (VN) werd Trafigura beschuldigd van omkoping in het Olie-voor-voedselprogramma.[5] In 1996 is het olie-voor-voedsel-programma ingesteld om de Irakese bevolking van voedsel te voorzien. Een groot deel van het geld verdween echter in de zakken van Iraakse machthebbers en controlerende VN-medewerkers. Meer dan de helft van de 4500 bedrijven uit 66 landen, die betrokken waren bij het Iraakse olie-voor-voedsel-programma heeft smeergeld betaald aan het regime van Saddam Hoessein.

Uit een boek over het misbruik in het olie-voor-voedsel-programma, blijkt dat met een door Trafigura gecharterde tanker – de in Liberia geregistreerde Essex die van de VN toestemming had om Iraakse olie te laden in de grootse Iraakse olieterminal in Mina al-Bakr – olie uit Irak zou zijn gesmokkeld. Volgens een brief van kapitein Theofanis Chiladakis zou de Essex op 13 mei en 27 augustus 2001 zijn 'afgetopt' met een extra 272.000 vaten olie nadat VN-controleurs de lading hadden vrijgegeven. In oktober 2001 werd de Essex door Amerikaanse marineschepen voor de kust van Curaçao onderschept voordat het zijn illegale lading kon lossen. In een latere rechtszaak kwam in een verklaring aan het licht dat Trafigura het plan had bedacht om eerdere verliezen in de oliehandel met Irak te compenseren.[1]

Probo Koala en Torm Thyra

[bewerken | brontekst bewerken]

Het bedrijf kwam in 2006 in het nieuws door de ramp met de lading van de Probo Koala. De lading werd gedumpt in Abidjan, waarna vijftien mensen om het leven kwamen en velen in het ziekenhuis moesten worden opgenomen. Het bedrijf stelt echter dat het afval van het schip door een plaatselijk bedrijf dat beschikt over de benodigde papieren afgevoerd zou worden.

De Probo Koala was op 2 juli 2006 de Amsterdamse haven binnengelopen. Men wilde daar de sloptank legen bij de installatie van Amsterdam Port Services (APS). Er was ruim 550 m3 slops aan boord. Toen de APS constateerde dat het geen gewone slops was (het stonk naar rotte eieren) en de afgifteprijs omhoog ging van 20 naar 900 euro per kubieke meter is de reeds afgegeven hoeveelheid teruggepompt en is het schip weer vertrokken. Uiteindelijk heeft het schip in augustus in de havenstad Abidjan (Ivoorkust) de slops gelost.

Het bedrijf waar de multinationals normaliter mee werken, Ivoirienne de Technique d’Energie (ITE) dat een speciale fabriek heeft voor het verwerken van scheepsafval, nam het werk echter niet aan. Volgens de directeur van ITE kan gevaarlijk afval in Ivoorkust overigens überhaupt niet verwerkt worden, zelfs niet door ITE, iets wat volgens hem algemeen bekend is. Een ander bedrijf Société Tommy, dat pas op 12 juli 2006 een vergunning had gekregen voor "het leeghalen, het onderhouden en het bijtanken” van schepen, nam de opdracht aan voor US$ 18.500 (15.500 euro).[6]

Volgens een onderzoekscommissie ingesteld door de Ivoriaanse regering na de giframp, wist Trafigura dat Ivoorkust niet over de vereiste faciliteiten beschikte om met gevaarlijk afval om te gaan. In een brief van Société Tommy, gedateerd 18 augustus, wordt alleen over 'storten' gesproken, nergens over 'behandelen'. Volgens de onderzoekscommissie heeft Trafigura de internationale conventies voor de verwerking van gevaarlijk afval geschonden. De commissie noemt het verder opmerkelijk dat Société Tommy pas werd opgericht nadat duidelijk was geworden dat de Probo Koala zijn giftige lading niet in Amsterdam kon laten verwerken.[7] In februari 2007 schikte Trafigura de zaak met de Ivoriaanse regering voor een bedrag van 152 miljoen euro.[8]

In juni 2007 werd bekend dat Trafigura begin 2007 wederom probeerde een lading sterk vervuild afval als 'olieresten' te lossen. Op 10 maart arriveerde de Torm Thyra in de haven van Amsterdam om bij afvalinzamelaar APS olieresten te lossen. Toen bij het afvoeren hiervan hevige stankoverlast ontstond, waarschuwde de APS de Inspectie Verkeer en Waterstaat, die twee dagen later vaststelde dat het een zwaar vervuilde lading betrof. Op kosten van Trafigura werd het afval daarna verwerkt bij Afvalstoffen Terminal Moerdijk.

Omkoopschandaal

[bewerken | brontekst bewerken]

Trafigura heeft een bedrag van US$ 460.000 betaald aan de regerende politieke partij in Jamaica. De minister-president van dat land heeft opdracht gegeven om het bedrag terug te betalen. Hoewel er geen wederdiensten verkregen zijn (voor zover bekend) vond de regering het onethisch om deze gift aan te nemen omdat Trafigura al heel lang zaken doet met het staatsoliebedrijf.[9]

Strafvervolging

[bewerken | brontekst bewerken]

Op 19 februari 2008 werd bekend dat het Openbaar Ministerie voornemens was Trafigura alsmede enige andere betrokkenen te vervolgen. Uit het Nederlandse justitiële dossier zou blijken dat het Trafigura de productiemethode bewust heeft verzwegen. Uit e-mails die op het hoofdkantoor in Amstelveen in beslag zijn genomen, zou blijken dat de Oekraïense kapitein van de Probo Koala opdracht kreeg te liegen over de manier waarop zijn scheepsafval was ontstaan. Ook zou de kapitein zelfs toestemming hebben gekregen om het afval illegaal te lozen in zee, zij het pas ‘na Dover op weg naar Lomé (Togo)’. Dat lijkt uiteindelijk niet te zijn gebeurd.[10] Hoewel de directeur Claude Dauphin in de nog lopende rechtszaak in Nederland in juni 2008 buiten vervolging werd gesteld, zou uit interne correspondentie blijken dat hij betrokken was bij het plan het giftig afval kwijt te raken. Uit de interne documenten zou ook blijken dat het bedrijf al in december 2005 een eigen analyse maakte waaruit bleek dat de bewerking van de nafta op zee giftig afval zou opleveren.[11] Deze rechtszaak ging NIET om het dumpen van het afval in Ivoorkust zelf, maar ging over de misdrijven die begaan waren in Nederland: de gebeurtenissen rond het aanbieden en vervolgens terugpompen van de slops.

De rechtbank deed op 23 juli 2010 uitspraak.

De Gemeente Amsterdam alsmede de DMB vonden dat zij niet vervolgd konden worden omdat haar activiteiten voortkwamen uit exclusieve uitoefening van een publieke taak, en in die hoedanigheid zijn de bestuursorganen niet vervolgbaar. Deze immuniteit is een gevolg van een uitspraak van de Hoge Raad in 1998 in het Pikmeerarrest.[12]

Daarnaast is het bedrijf APS vrijgesproken van het misdrijf dat gepleegd zou zijn door het terugpompen van de reeds ontvangen vervuilde slops omdat zij daarvoor toestemming had gekregen van Dienst Milieubeheer en derhalve ervan mocht uitgaan dat dit niet strafbaar was.[13] APS heeft hierbij dan wel de wet overtreden maar wordt vrijgesproken wegens afwezigheid van alle schuld (avas).[14]

De kapitein,[15] de medewerker van Trafigura[16] en het bedrijf Trafigura Beheer zelf[17] worden wel schuldig bevonden. De drie partijen worden veroordeeld voor een aantal zaken: de kapitein onder andere voor het opzettelijk foutief invullen van de formulieren met betrekking tot de schadelijkheid van de af te geven slops en voor het overtreden van het EVOA-verdrag dat de uitvoer van schadelijke stoffen vanuit Europa naar ontwikkelingslanden verbiedt; Trafigura en haar medewerker zijn veroordeeld voor het opdracht geven hiertoe. De straffen die de rechtbank geeft zijn uiteindelijk:[18]

  • de kapitein S.C.: 5 maanden voorwaardelijke celstraf, proeftijd twee jaar, wegens valsheid in geschrifte en medeplegen voor de afgifte van waren waarvan hij wist dat ze schadelijk voor de gezondheid waren.
  • de medewerker van Trafigura N.A.: een geldboete van 25.000 euro en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden wegens het medeplegen voor de afgifte van waren waarvan hij wist dat ze schadelijk voor de gezondheid waren.
  • de rechtspersoon Trafigura Beheer bv: een boete van 1 miljoen euro wegens medeplegen voor de afgifte van waren waarvan hij wist dat ze schadelijk voor de gezondheid waren en overtreding van artikel 10.60 van de wet Milieubeheer.[19]

Op 23 december 2011 vernietigde het Gerechtshof Amsterdam het ten aanzien van de medewerker gewezen vonnis en bekrachtigde de overige vonnissen, voor zover aangevallen.

Verdachte Rechtbank Amsterdam
23-07-2010
Gerechtshof Amsterdam
23-12-2011
Hoge Raad
Gemeente Amsterdam ECLI:NL:RBAMS:2010:BN2052 ECLI:NL:GHAMS:2011:BU9240 ECLI:NL:HR:2013:765
APS ECLI:NL:RBAMS:2010:BN2106 ECLI:NL:GHAMS:2011:BU9239 ECLI:NL:HR:2013:2004
Kapitein ECLI:NL:RBAMS:2010:BN2193
Medewerker Trafigura ECLI:NL:RBAMS:2010:BN2068 ECLI:NL:GHAMS:2011:BR0014
Trafigura Beheer ECLI:NL:RBAMS:2010:BN2149 ECLI:NL:GHAMS:2011:BU9237 [20]

Nadat het afval van de Probo Koala tot problemen leidde in Amsterdam en Ivoorkust, verplaatste Trafigura de activiteiten naar een installatie aan de wal in Noorwegen. Volgens een uitzending van het programma Brennpunkt van het Noorse televisiestation NRK werden bij het ingehuurde bedrijf Vest Tank in Slovag ten minste zes scheepsladingen coker gasoline opgewaardeerd door bewerking met natronloog en andere chemicaliën. De opslagtank waarin een deel van het afval was verzameld, ontplofte op 24 mei 2007 toen het afval ondeskundig werd bewerkt met zuur, in een poging het te neutraliseren om het als zout afvalwater in zee te kunnen lozen.[21]

Poging tot beletten verslaggeving omtrent vragen in Britse parlement

[bewerken | brontekst bewerken]

Op 14 oktober 2009 kwam aan het licht dat Trafigura getracht had te verhinderen dat de Britse krant The Guardian zou berichten omtrent vragen[22] die in het Britse parlement gesteld waren door MP Paul Farrelly. Tegen The Guardian was een verbod van die strekking uitgevaardigd door de rechter, bekend als een "super-injunction" (waarbij ook over het bestaan van dat verbod niet mag worden gepubliceerd door de gedaagde partij), maar via Twitter en een aantal weblogs lekte dit uit. Enkele uren voor de behandeling van het hoger beroep van The Guardian trokken de advocaten van Trafigura het verbod in, stellende dat het niet de bedoeling van Trafigura was geweest de pers te muilkorven ten aanzien van het berichten omtrent in het parlement verhandelde. ("There is no question of Trafigura seeking to gag the media from reporting parliamentary proceedings [...].")[23]

Aangifte tegen Trafigura door Greenpeace

[bewerken | brontekst bewerken]

Op 17 mei 2010 werd bekend dat Greenpeace bij het functioneel parket te Rotterdam aangifte had gedaan tegen Trafigura wegens het beïnvloeden van getuigen: Trafigura zou Ivoriaanse chauffeurs hebben betaald om onjuiste verklaringen af te leggen over de aard van door hen vervoerd afval en de invloed daarvan op hun gezondheid. Trafigura ontkende de beschuldigingen, doch erkende de getuigen te hebben betaald voor het opgeven van hun anonimiteit. Deze betaling zou, aldus Trafigura, "op een open en legale manier tot stand zijn gekomen".[24]

November 2012: schikking tussen OM en Trafigura

[bewerken | brontekst bewerken]

Op 16 november 2012 werd bekend dat tussen het OM en Trafigura een schikking was getroffen, waarmee een einde kwam aan alle nog lopende strafzaken in Nederland. Trafigura diende € 1 miljoen boete te betalen, alsmede € 300.000 wegens de winst op de illegale export. Topfunctionaris Claude Dauphin diende € 67.000 te betalen wegens het leiding geven aan de gewraakte afvalstoffenexport.[25]

Export van giftige brandstof naar Afrika

[bewerken | brontekst bewerken]

In september 2016 kwam aan het licht dat Trafigura samen met Vitol een belangrijke rol speelt in de export van giftige brandstof naar een aantal Afrikaanse landen. Daarbij wordt olie van goede kwaliteit met goedkope, giftige mengstoffen als zwavel en benzeen tot zgn. "African quality" aangelengd. Beide bedrijven stellen daarbij geen regels te overtreden.[26][27][28]