Naar inhoud springen

Robert McNamara

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Robert McNamara
Robert Strange McNamara
Robert Strange McNamara
Geboren 9 juni 1916
San Francisco (Californië)
Overleden 6 juli 2009
Washington D.C.
Politieke partij Republikeinse Partij[1]
Partner Margaret McNamara
(1940–1981) †
Diana Masieri Byfield
(2004–2009) †
Beroep Politicus
Religie Presbyterianisme
Handtekening Handtekening
President van de Wereldbank
Aangetreden 1 april 1968
Einde termijn 30 juni 1981
Voorganger George David Woods
Opvolger Alden Clausen
8e minister van Defensie
Aangetreden 21 januari 1961
Einde termijn 29 februari 1968
President John F. Kennedy (1961–1963)
Lyndon B. Johnson (1963–1968)
Voorganger Thomas Gates
Opvolger Clark Clifford
Portaal  Portaalicoon   Politiek

Robert (Bob) Strange McNamara (San Francisco (Californië), 9 juni 1916 - Washington D.C., 6 juli 2009) was een Amerikaans politicus van de Republikeinse Partij en bestuurder. Hij was minister van Defensie van 1961 tot 1968 onder de Democratische presidenten John F. Kennedy en Lyndon B. Johnson.

McNamara was van 1960 tot 1961 de bestuursvoorzitter van de Ford Motor Company. Na zijn termijn als minister van Defensie was hij van 1968 tot 1981 de president van de Wereldbank.

Zijn vader was een zoon van Ierse immigranten en een verkoper in een groothandel voor schoenen. Zijn moeder heette Strange met haar geboortenaam, een achternaam die ook in die van McNamara voorkomt. Zijn naam schreef hij normaal gesproken als Robert S. McNamara.

Carrière in het kort

[bewerken | brontekst bewerken]

McNamara studeerde in 1937 af aan de Universiteit van Californië in economie, filosofie en wiskunde. Daarna studeerde hij aan de Harvard Graduate School of Business Administration. In 1939 studeerde hij af.[2] Een jaar later accepteerde hij bij dezelfde school een baan als junior faculteitslid. Na de Japanse aanval op Pearl Harbor werd McNamara gevraagd les te geven over het verzamelen van statistische oorloggegevens. Aanvang 1943 nam hij het aanbod aan om als civiel consultant te gaan werken voor de in Engeland pas opgerichte United States Eight Air Force. Ook daar zou hij zich bezighouden met het verzamelen van statistische gegevens. Het vliegtuig waarmee hij bij aanvang van zijn dienstbetrekking naar het Verenigd Koninkrijk vloog, stortte op de volgende vlucht neer. McNamara diende in Engeland, Kansas, India, China, Washington D.C., de Stille Oceaan en Ohio. In januari 1946 zwaaide hij af als luitenant-kolonel. Voor zijn werkzaamheden werd hij onderscheiden met het Legioen van Verdienste.

Daarna begon hij bij de Ford Motor Company, waar hij de vervormbare stuurkolom en de veiligheidsgordel in auto's sterk propageerde[3] en zich in november 1960 opwerkte tot president van Ford, de op een na hoogste positie binnen het concern. McNamara was de eerste persoon van buiten de familie Ford die deze functie bekleedde. Een maand later werd hij, op 45-jarige leeftijd, gevraagd om minister van Financiën te worden. Hij weigerde onmiddellijk, maar na enige aarzeling accepteerde hij wel het ministerschap voor Defensie, een functie die hij vervulde van 21 januari 1961 tot en met 29 februari 1968. Hij diende onder de presidenten John F. Kennedy en Lyndon B. Johnson en maakte de Vietnamoorlog en Cubacrisis mee.

In 1968 trad McNamara af als minister, zijn vrijwillige vertrek had te maken met de toenemende kritiek op de Amerikaanse aanwezigheid in Vietnam. Hij werd onderscheiden met de normaal aan militairen voorbehouden Army Distinguished Service Medal. Na zijn carrière als minister van Defensie was hij tot 1981 voorzitter van de Wereldbank.

De eerste beproeving van McNamara kwam het jaar na zijn aantreden. In 1962 leek de wereld op de rand van een kernoorlog te staan tijdens de Cubacrisis door de aanwezigheid van Russische raketten op Cuba. Veel later, in 2003, noemde McNamara het puur geluk dat een kernoorlog kon worden voorkomen.

McNamara wilde – geheel conform de Amerikaanse tijdgeest – de invloed van het communisme bedwingen. Toen McNamara aantrad als minister van Defensie was de oorlog tussen Vietnam en de VS al gaande. Onder McNamara nam het aantal Amerikanen in Vietnam toe van 1.000 militaire adviseurs in 1961 tot een half miljoen soldaten in 1968.

Na Kennedy's dood behoorde McNamara tot de leden van de regering-Johnson, Johnson vond dat betrokkenheid bij het Vietnamconflict nodig was om te voorkomen dat Zuidoost-Azië in de communistische invloedssfeer zou komen. Met mathematische precisie – McNamara was bezeten van cijfers en statistieken – hield hij jarenlang vol dat de VS in Vietnam aan de winnende hand was. De weerstand tegen de Vietnamoorlog nam in de VS toe en dat kon McNamara met zijn cijfers niet tegenhouden. Voor veel Amerikanen was en bleef McNamara het symbool van een mislukte en onnodige oorlog.

Vietnam Study Task Force en de Pentagon Papers

[bewerken | brontekst bewerken]

Robert McNamara richtte op 17 juni 1967 de Vietnam Study Task Force op, met de bedoeling een encyclopedische geschiedenis van de Vietnamoorlog te schrijven. McNamara gebruikte geen historici van het departement, maar koos zijn assistent McNaughton, diens assistent Halperin en ambtenaar van Defensie Gelb om het project te leiden. Zesendertig analisten, van wie de helft militaire officieren in dienst en de rest academici en civiel personeel bij het ministerie, werkten aan het rapport. McNamara verliet Defensie in februari 1968 en zijn opvolger Clark Clifford ontving het uitgewerkte rapport op 15 januari 1969, vijf dagen voor de inauguratie van Richard Nixon, hoewel Clifford beweert dat hij het nooit gelezen heeft. Het rapport telde 3.000 bladzijden met historische analyses en 4.000 pagina's met oorspronkelijke overheidsdocumenten in 47 delen. Het was als Top Secret - Sensitive aangeduid. Sensitive is geen officiële aanduiding, het betekende dat publicatie de overheid in verlegenheid zou brengen, aangezien de documenten aantoonden dat verscheidene regeringen hadden gelogen over de Vietnamoorlog en de mogelijkheid van het winnen van de oorlog. Er werden vijftien kopieën gemaakt; de RAND Corporation, een Amerikaanse denktank, ontving er twee van. Uiteindelijk zou analist Daniel Ellsberg de documenten in het geheim kopiëren en naar de pers lekken. Hierna kwamen ze bekend te staan als de Pentagon Papers.

Aftreden in 1968

[bewerken | brontekst bewerken]

In 1968 trad McNamara af als minister van Defensie en begon een nieuwe loopbaan als voorzitter van de Wereldbank. McNamara noemde zijn belangrijkste doel sindsdien 'het bestrijden van armoede in de wereld'. Vaak werd hem gevraagd of hij de armoede wilde bestrijden om 'de ellende van Vietnam goed te maken', dit ontkende hij echter.[4]

In 1995 doorbrak hij op 79-jarige leeftijd zijn zwijgen over Vietnam. Hij schreef het boek In Retrospect, waarin hij toegaf dat de Verenigde Staten destijds een waslijst aan fouten hadden gemaakt in Vietnam. 'Met externe militaire kracht kan een mislukte staat niet opgebouwd worden', zei McNamara in 1996. In de Amerikaanse tv-documentaire uit 2003, The Fog of War: Eleven Lessons from the Life of Robert S. McNamara, blikte McNamara terug op zijn gehele carrière in de oorlogvoering.

Robert S. McNamara, die al langere tijd met gezondheidsproblemen kampte, overleed op 6 juli 2009 op 93-jarige leeftijd in zijn slaap in zijn woning in Washington.[5]

Onderscheidingen

[bewerken | brontekst bewerken]

In 1983 ontving hij de Four Freedoms Award voor vrijwaring van gebrek.

Zie de categorie Robert McNamara van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
Voorganger:
Thomas Gates
Minister van Defensie
1961–1968
Opvolger:
Clark Clifford
Voorganger:
George David Woods
President van de Wereldbank
1968–1981
Opvolger:
Alden Clausen