huis
Thesaurus
huis:
stulpOpenThesaurus. Distributed under GNU General Public License.
Vertalingen
huis
Haus, Familie, Geländehouse, family, home, premisesmaison, famille, boîtier, caisse, locauxσπίτι, στεγασμένος χώροςcasa, localcasa, famiglia, localiдом, здание и прилегающая территорияالـمَبْنَى وَالأَرَاضِي التَّابِعَه لَهُ, بَيْتٌdům, prostoryejendom, husalue, talokuća, prostorije土地建物, 家부동산, 주택eiendom, husdom, lokalcasa, estabelecimentoförutsättningar, husที่ดินและสิ่งปลูกสร้าง, บ้านbina ve etrafındaki arazi, evkhuôn viên, ngôi nhà地产, 房屋Къщаבית (hœys)zelfstandig naamwoord onzijdig meervoud huizen
gebouw om in te wonen na een logeerpartij weer naar huis gaan
vanuit je opvoeding Van huis uit ben in katholiek, maar ik ga nooit naar de kerk. Ik was vanmorgen laat, maar van huis uit sta ik vroeg op.
nog grotere problemen krijgen
gevangenis
iedereen heeft zo zijn moeilijkheden
vanuit je opvoeding Van huis uit ben in katholiek, maar ik ga nooit naar de kerk. Ik was vanmorgen laat, maar van huis uit sta ik vroeg op.
nog grotere problemen krijgen
gevangenis
iedereen heeft zo zijn moeilijkheden
Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.
- Het is een behoorlijk groot huis
- Moeten we het huis schoonmaken voordat we vertrekken?
- Een fles huiswijn
- Een karaf huiswijn
- Wat is de specialiteit van het huis?
Collins Multilingual Translator © HarperCollins Publishers 2009