geschift

Thesaurus

geschift:

mesjoggemafkees, krankjorum, zot, kwibus,
Vertalingen

geschift

crack‐brained, daft, loopy, nuts, weirdtordu (xəˈsxɪft)
bijvoeglijk naamwoord
niet goed bij je verstand Hij zit op het dak van een rijdende trein. Die vent is helemaal geschift!
Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.