• ver·rol·len

verrollen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verrollen
verrolde
verrold
zwak -d volledig
  1. verplaatsen door te rollen
    • In 1980 bracht het Vlaamse gezelschap BKT-theater Havels stuk Audiëntie, een eenakter over een dissidente toneelschrijver in het voormalige Oostblok. Aan de toneelauteur is een schrijfverbod opgelegd. Hij voorziet in zijn levensonderhoud met het verrollen van lege biervaten. [2] 
  2. door rollen van houding veranderen
71 % van de Nederlanders;
76 % van de Vlamingen.[3]