valdeur
  • val·deur
enkelvoud meervoud
naamwoord valdeur valdeuren
verkleinwoord valdeurtje valdeurtjes

de valdeurv / m

  1. deur van een kooi die naar beneden valt als een dier naar binnen gaat
    • Volgens Van Mierlo zijn slingerapen slimme beesten die een valdeur van een kooi kunnen blokkeren met een stok om pas daarna het lokaas weg te nemen. En ook de aankomende winter kunnen ze makkelijk overleven. ,,Ze hebben zelfs een oplossing voor koude voeten. Bij vriesweer steken ze hun handen onder hun voeten'', zegt Van Mierlo. [2] 
  2. deur met een scharnier met een horizontale as aan de bovenzijde
    • 'Aan het einde van de lagere school was ik erg in de ban van Zorro. Met vriendjes uit de straat verzon ik nieuwe avonturen, liefst op een lege zolder waar we kampplaatsen en valdeuren uitprobeerden. [3] 
83 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Standaard 13 OKTOBER 2001 Dominique Minten Werken aan A12 doen Stabroek stilstaan
  3. De Standaard 13 MAART 2009 Katrien Steyaert Van Zorro tot Barabas
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be