stap
- stap
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stap | stappen |
verkleinwoord | stapje | stapjes |
de stap m
- het plaatsen van de ene voet voor de andere bij het gaan
- een kleine beweging naar een bepaald doel
- Het is afwachten tot iemand de eerste stap zet om te komen tot vrede.
- ▸ Het viel hem op dat er veel politie was maar dat ze niet waren uitgerust met witte oproerhelmen en schilden. Dat was een stap vooruit, een kleine overwinning in de strijd tegen het vs-imperialisme. Je won de steun van het volk niet door met de politie te vechten.[3]
- [1] pas
1. het plaatsen van de ene voet voor de andere bij het gaan
vervoeging van |
---|
stappen |
stap
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stappen
- Ik stap.
- gebiedende wijs van stappen
- Stap!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stappen
- Stap je?
- Het woord stap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stap" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ stap op website: Etymologiebank.nl
- ↑ 2,0 2,1 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044633535
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be