• stap
enkelvoud meervoud
naamwoord stap stappen
verkleinwoord stapje stapjes

de stapm

  1. het plaatsen van de ene voet voor de andere bij het gaan
    • Door zijn stap te vergroten ging hij sneller lopen. 
     Door het zweet en constante wrijving werd mijn huid tussen mijn dijen en billen bij elke stap opengeschuurd.[2]
     Door de eindeloze herhaling van mijn stappen werden mijn voeten langzaam beurs.[2]
  2. een kleine beweging naar een bepaald doel
    • Het is afwachten tot iemand de eerste stap zet om te komen tot vrede. 
     Het viel hem op dat er veel politie was maar dat ze niet waren uitgerust met witte oproerhelmen en schilden. Dat was een stap vooruit, een kleine overwinning in de strijd tegen het vs-imperialisme. Je won de steun van het volk niet door met de politie te vechten.[3]
vervoeging van
stappen

stap

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stappen
    • Ik stap. 
  2. gebiedende wijs van stappen
    • Stap! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stappen
    • Stap je? 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]
  1. stap op website: Etymologiebank.nl
  2. 2,0 2,1
    Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044633535
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be