• si·bil·le
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘profetes’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord sibille sibillen
verkleinwoord

de sibillev

  1. een vrouwelijke orakel uit de Grieks-Romeinse oudheid
    • In de beeldende kunst wordt de sibille van Erythrae vaak gebruikt als symbool voor Azië, en die van Cumae voor Europa. 
43 % van de Nederlanders;
43 % van de Vlamingen.[2]