record
- Geluid: record (hulp, bestand)
- [1], [2]: IPA: / rəˈkɔːr / (2 lettergrepen); /rəˈkɔrt/
- [3]: IPA: / ˈrɛkɔrt / (2 lettergrepen)
- re·cord
- [1], [2] van Frans record, in de betekenis van ‘beste prestatie’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1889 [1] [2]
- [3] van Engels record
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | record | records |
verkleinwoord | recordje | recordjes |
record o
- (sport) beste prestatie
- versterkend voorvoegsel (figuurlijk) als eerste deel van een samenstelling dat aangeeft dat het tweede deel ver boven een verwacht niveau ligt
- (informatica) hoeveelheid bij elkaar behorende gegevens, beschouwd als een logische eenheid (entiteit)
|
|
- Off the record
- Het woord record staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "record" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ record op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "record" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Geluid: record (US) (hulp, bestand)
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to record |
he/she/it | records |
verleden tijd | recorded |
voltooid deelwoord |
recorded |
onvoltooid deelwoord |
recording |
gebiedende wijs | record |
record
enkelvoud | meervoud |
---|---|
record | records |
record
- Off the record