• qui·che
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gerecht’ voor het eerst aangetroffen in 1984 [1]
  • uit het Frans [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord quiche quiches
verkleinwoord

de quichev / m

  1. (voeding) warme, hartige taart met eieren, spek, slagroom, kaas en groenten
    • Hoff heeft het over klassiekers „met een twist”, en geeft zichzelf zo veel ruimte om af te wijken van klassieke recepturen. Dat pakt geregeld leuk uit, zoals bij de quiche van boerenkool met worst, of de hartige strudel van pompoen en kalkoen. Hier en daar is ook simpelweg het hoofdingrediënt vervangen: bij de kip bourguignon bijvoorbeeld, of bij de zalm Wellington, die wel erg veel wegheeft van een zalm en croûte met wat champignons. En soms maakt Hoff het zichzelf te makkelijk. De sushihapjes bestaan uit de ingrediënten van sushi zonder dat ze zijn gerold. Dat is geen twist, dat is gewoon lui. Zo kan ik het ook: kieper dezelfde bestanddelen in een kom en je hebt een poké bowl. [3] 
95 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[4]