poederen
- poe·de·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
poederen |
poederde |
gepoederd |
zwak -d | volledig |
poederen
- overgankelijk een poeder op de huid aanbrengen
- Zij poederde de baby zorgvuldig om irritatie van het gevoelige huidje te voorkomen.
- overgankelijk (scheikunde) een vaste stof in een vijzel tot een poeder verwerken
- Je moet je monster goed poederen voordat je er een röntgendifractiepatroon van neemt.
- Het woord poederen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "poederen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be