• poe·de·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
poederen
poederde
gepoederd
zwak -d volledig

poederen

  1. overgankelijk een poeder op de huid aanbrengen
    • Zij poederde de baby zorgvuldig om irritatie van het gevoelige huidje te voorkomen. 
  2. overgankelijk (scheikunde) een vaste stof in een vijzel tot een poeder verwerken
    • Je moet je monster goed poederen voordat je er een röntgendifractiepatroon van neemt. 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be