parta v

  1. team, stel, clubje; een groep mensen


vervoeging van
partir

parta

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van partir
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van partir
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van partir


  • par·ta

parta v

  1. team, stel, clubje; een groep mensen
    «Dříve jsme na ten plácek s partou kluků chodili hrát fotbal.»
    Vroeger gingen we met een stel jongens naar het plein om te voetballen.