lijmen

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  lijmen    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• lij·men

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
lijmen	lijmde	gelijmd
zwak -d	volledig

Werkwoord

lijmen

1. twee of meer delen aan elkaar bevestigen met behulp van een kleefstof

   ▸ Ik lijmde de bril weer aan elkaar en liet hem drogen maar helaas bleven er lijmvlekken op het glas zitten.

Synoniemen

• kleven, plakken

Vertalingen

    1. twee of meer delen aan elkaar bevestigen met behulp van een kleefstof   

Duits: leimen (de) Engels: glue (en) Frans: coller (fr)

Papiaments: plak, pega Russisch: клеить (ru) Spaans: pegar (es), encolar (es)

Zelfstandig naamwoord

de lijmen mv

1. meervoud van het zelfstandig naamwoord lijm

Gangbaarheid

• Het woord lijmen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lijmen" herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.