kandij
- kan·dij
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘soort suikerklontjes’ voor het eerst aangetroffen in 1397 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kandij | - |
verkleinwoord | - | - |
de kandij v
- (voeding) gekristalliseerde, vaak bruine suiker in klontvorm
- In Groningen gebruikt men vaak kandij in de koffie.
1. gekristalliseerde, meestal bruine suiker
- Het woord kandij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kandij" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "kandij" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ kandij op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be