• his
vervoeging van
hissen

his

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hissen
    • Ik his. 
  2. gebiedende wijs van hissen
    • His! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hissen
    • His je? 


 
Hissen in notenschrift
  • his

his o

  1. (muziek): de toon 'bis', een verhoogde toon 'b', (in onder meer het Duits is 'his' een verhoogde 'h')
  • Toonnamen worden in relatie met 'majeur' geschreven met een hoofdletter, “H-Dur”, bij mineur met een kleine letter “h-Moll”


  enkelvoud meervoud
bijvoeglijk zelfstandig bijvoeglijk zelfstandig
1e persoon my mine our ours
2e persoon
(archaïsch)
thy thine - -
2e persoon your yours your yours
3e persoon
(mannelijk)
his his their theirs
3e persoon
(vrouwelijk)
her hers
3e persoon
(onzijdig)
its its

his

  1. zijn
  2. de/het zijne, van hem