enkelvoud meervoud
figure figures

figure

  1. afbeelding, figuur
  2. (wiskunde) cijfer
  3. voorbeeld
  4. (letterkunde) personage
  5. (financieel) bedrag
vervoeging
onbepaalde wijs to  figure 
he/she/it  figures 
verleden tijd  figured 
voltooid
deelwoord
 figured 
onvoltooid
deelwoord
 figuring 
gebiedende wijs  figure 

figure

  1. onovergankelijk (wiskunde) cijferen, rekenen
  2. onovergankelijk, (informeel) vanzelfsprekend zijn
  3. overgankelijk afbeelden, uitbeelden
  4. overgankelijk berekenen
  5. overgankelijk zich voorstellen
  6. overgankelijk, (informeel) menen, van mening zijn
  1. figure, Online Etymology Dictionary





enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  figure     la figure     figures     les figures  

figure v

  1. een gedaante, figuur, personage
    «Une figure politique.»
    Een politieke figuur.
  2. een illustratie, symbool, verbeelding, vorm
    «Une figure géométrique.»
    Een geometrische figuur.
  3. (anatomie): gezicht, gelaat


vervoeging van
figurar

figure

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van figurar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van figurar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van figurar
vervoeging van
figurarse

figure

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van figurarse
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van figurarse
  3. gebiedende wijs (ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van figurarse