• fel
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘hevig, vurig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1220 [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen fel feller felst
verbogen felle fellere felste
partitief fels fellers -

fel

  1. hevig, scherp
    • Dat zonlicht is fel. 
    • Hij deed een felle uitval. 
     Door een klein raam werden we steeds fel verlicht door de bliksem.[2]
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]


fel o

  1. gal


  • fel

fel

  1. gebiedende wijs van fela

fel

  1. gebiedende wijs van fele


fel m

  1. gal
  2. galblaas