• be·luis·te·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
beluisteren
beluisterde
beluisterd
zwak -d volledig

beluisteren

  1. overgankelijk aandachtig naar iets luisteren om iets goed te kunnen begrijpen en aanvoelen
    • De opnames werden beluisterd om bewijsmateriaal te vinden. 
    • Ik beluister enige woede in je stem. 
     Tijdens het lopen beluisterde ik veel audioboeken en ik was erg geïnspireerd geraakt door het verhaal van Malala, het 13-jarige meisje uit Pakistan waarin ze het lot beschrijft van meisjes die van het Taliban-regime niet naar school mogen.[1]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be