enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  azote     l'azote     -     -  

azote m

  1. (scheikunde), (element): stikstof
    «Dans ces circonstances nous n'avons pas cru pouvoir mieux faire que de nous arrêter à cette autre propriété de l'air phlogistiqué, qu'il manifeste si sensiblement, de ne pas entretenir la vie des animaux, d'être réellement non-vital, de l'être, en un mot, dans un sens plus vrai que les gaz acides et hépatiques qui ne font pas comme lui partie essentielle de la masse atmosphérique, et nous l'avons nommé azote[2]
    Onder deze omstandigheden dachten wij het niet beter te kunnen doen dan te stoppen bij deze andere eigenschap van gephlogiseerde lucht, die zich zo merkbaar manifesteert. Het houdt het leven van dieren niet in stand, het is werkelijk niet-vitaal. Het is kortom, zogezegd echter dan de zure en sulfiet gassen, die niet als essentiële onderdelen van de atmosferische massa gelden. Wij hebben het “azote” genoemd.
  1. azote (Etymologie) in: Le Trésor de la Langue Française informatisé (1971-1994)   op de website cnrtl.fr  .
  2.   Weblink bron “ (1787), Cuchet, Libraire, rue & hôtel Serpente, Paris, p. 36 op gallica.bnf.fr  


  • a·zo·te
enkelvoud meervoud
azote azotes

azote m

  1. zweep, gesel
  2. zweepslag
  3. onheil, ramp
vervoeging van
azotar

azote

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van azotar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van azotar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van azotar