Belgisch-Nederlands

  • Bel·gisch-Ne·der·lands
enkelvoud bezitsvorm meervoud
naamwoord Belgisch-Nederlands - -
verkleinwoord - - -

het Belgisch-Nederlandso

  1. geen meervoud (taal) Nederlands dat kenmerkend is voor België
    • Behalve als onderschikkend voegwoord blijkt 'mits' speciaal in Belgisch-Nederlands ook als voorzetsel voor te komen, iets wat ook de woordenboeken vermelden. [1]
  • De term wordt vaak gebruikt om een onderscheid te maken met de begrippen "Vlaams" en "Zuid-Nederlands", maar de afbakening kan van auteur tot auteur verschillen. WikiWoordenboek geeft bij 50 duizend woorden onder het kopje Gangbaarheid informatie over hoe bekend of onbekend het woord in Nederland en in Vlaanderen is. Het label (België) wordt gebruikt als de betreffende betekenis naar zijn strekking specifiek is voor België. Als er betrouwbare bronnen zijn over andere verschillen in gebruik, krijgen die een plaats onder Ópmerkingen. Omdat WikiWoordenboek zich
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen Belgisch-Nederlands Belgisch-Nederlandser Belgisch-Nederlandst
verbogen Belgisch-Nederlandse Belgisch-Nederlandsere Belgisch-Nederlandste
partitief Belgisch-Nederlands Belgisch-Nederlandsers -

Belgisch-Nederlands

  1. met betrekking tot het Nederlands dat kenmerkend is voor België