• schroe·ven
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
schroeven
schroefde
geschroefd
zwak -d volledig

schroeven

  1. overgankelijk vastdraaien van een of meer bouten, met behulp van een schroefdraad vastzetten
     Spijkeren of schroeven, het kan allebei. Dit ontwerp kan bijna niet misgaan.[3]
     Horecapersoneel was druk doende om stapels hout in elkaar te schroeven tot picknicktafels.[4]

de schroevenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord schroef
     Tussen de spullen op zolder vond ik op een dag een plantenpers. Mijn grootvader had die gemaakt van wat dunne plankjes en een paar schroeven.[5]
     Als ze de stammen te veel verwarmden, zodat er kokend sap en hars naar buiten begon te dringen, werden de houtvezels te zacht en konden ze de bouten niet meer vastzetten, het was alsof je schroeven in een spons drukte.[6]
  • op losse schroeven zetten
    voor de toekomst in een onzekere positie brengen
  • op losse schroeven staan
    een onzekere status hebben, mogelijk niet doorgaan
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[7]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. schroeven op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron
    Arjen Ribbens & Piet Hein Eek
    “Piet Hein Eeks Vogelhuisje à la Mondriaan om zelf te maken” (24 juni 2020) op nrc.nl  
  4.   Weblink bron
    Caroline de Gruyter e.a.
    “In deze Europese landen ging de horeca al eerder open. Hoe gaat het daar nu? : Nederland wordt één grote biertuin” (29 mei 2020) op nrc.nl  
  5.   Weblink bron
    Pia de Jong
    “De bloemen waren niet meer hetzelfde” (29 juni 2020) op nrc.nl  
  6. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142
  7.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be