• op·he·me·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ophemelen
hemelde op
opgehemeld
zwak -d volledig

ophemelen

  1. overgankelijk iets of iemand overdreven goed afschilderen
    • In de hier beschreven verhalen van de ouders wordt de leerkracht steevast zwartgemaakt en worden de kinderen opgehemeld of bedolven onder medelijden vanwege het hun aangedane leed.[3] 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]