map
- map
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘omslag’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | map | mappen |
verkleinwoord | mapje | mapjes |
- een stevig omhulsel voor papieren
- een gebundelde verzameling gegevens
- (informatica) deel van het bestandssysteem, waarin een aantal bestanden op gestructureerde wijze bewaard kunnen worden
1. een stevig omhulsel voor papieren
2. een gebundelde verzameling gegevens
3. deel van het bestandssysteem
in te delen vertalingen
- Het woord map staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "map" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "map" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ map op website: Etymologiebank.nl
- ↑ map op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- map
enkelvoud | meervoud |
---|---|
map | maps |
map
- landkaart
- zeekaart
- plattegrond
- plan, project
- (informatica) digitale folder [2], map [3]
- (financieel) (Amerikaans Engels) ongedekte cheque
- (wiskunde) grafiek
- (wiskunde) functie [3]
- (informeel) bakkes, gezicht
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to map |
he/she/it | maps |
verleden tijd | mapped |
voltooid deelwoord |
mapped |
onvoltooid deelwoord |
mapping |
gebiedende wijs | map |
to map
- overgankelijk in kaart brengen
- overgankelijk indelen, classificeren
- overgankelijk arrangeren
- map
- van het Nederlandse "map"
map
- IPA: /map/
- map
map