Een map.
  • map
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘omslag’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord map mappen
verkleinwoord mapje mapjes

de mapv / m

  1. een stevig omhulsel voor papieren
  2. een gebundelde verzameling gegevens
  3. (informatica) deel van het bestandssysteem, waarin een aantal bestanden op gestructureerde wijze bewaard kunnen worden
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]


  • map
enkelvoud meervoud
map maps

map

  1. landkaart
  2. zeekaart
  3. plattegrond
  4. plan, project
  5. (informatica) digitale folder [2], map [3]
  6. (financieel) (Amerikaans Engels) ongedekte cheque
  7. (wiskunde) grafiek
  8. (wiskunde) functie [3]
  9. (informeel) bakkes, gezicht
vervoeging
onbepaalde wijs to  map 
he/she/it  maps 
verleden tijd  mapped 
voltooid
deelwoord
 mapped 
onvoltooid
deelwoord
 mapping 
gebiedende wijs  map 

to map

  1. overgankelijk in kaart brengen
  2. overgankelijk indelen, classificeren
  3. overgankelijk arrangeren


  • map

map

  1. map


  • map

map

  1. genitief meervoud van mapa