• flott
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord flot.

flott

  1. chic, elegant
    «En flott kjole og lekre sko er jo en bra start.»
    Een chique jurk en mooie schoenen zijn toch een goed begin.
  2. luxueus
  3. vlot
    «Han tok opp sigarettetuiet med en flott bevegelse.»
    Hij nam zijn koker met een vlotte beweging.
  4. hip
  5. prachtig
  6. dol, fijn, fantastisch
  7. ferm, stylisch
  8. (scheepvaart) losgeraakt
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud flott flottere flottest
o enkelvoud flott
meervoud flotte
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
flotte flottere flotteste
  • [2]: ha flotte vaner
luxueuze gewoonten hebben
  • [3]: en flott fyr / kar
een vlotte bink
  • [7]: flott i linjene
stijlvol
  • [7]: en flott båt
een fijne boot
  • [7]: en flott offiser
een ferme officier
  • [8]: bringe et skip flott
een schip losraken
stellend vergrotend overtreffend
flott flottere flottest


flott

  1. gemakkelijk
    «Den greide du flott
    Dat heeft u gemakkelijk gedaan.
  2. elegant
  3. luxueus
  • [2]: kle seg flott
zich elegant kleden
  • [2]: Det gikk flott.
Dat ging vlot.
  • [3]: leve flott
luxueus leven

[A] flott m/v

  1. hoogvlakte
m/v
[A]
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   flott     v: flotta
m: flotten  
  flotter     flottene  
genitief   flotts     v: flottas
m: flottens  
  flotters     flottenes  

[B] flott o

  1. het zwemmende
  2. een drijvend voorwerp
o
[B]
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   flott     flottet     flott     flotta
flottene  
genitief   flotts     flottets     flotts     flottas
flottenes  
  • på flott
in beweging, op gang


  • flott
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord flot.

flott

  1. chic, elegant
  2. (scheepvaart) losgeraakt
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud flott flottare flottast
o enkelvoud flott
meervoud flotte
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
flotte flottare flottaste

[2] båten er flott

  • Het boot is losgeraakt.

[2]: få skipet flott

  • Een schip losgeraakt krijgen.

flott v

  1. hoogvlakte
v enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   flott     flotta     flotter     flottene  
genitief                        
v
bijvorm
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief         flotti              
genitief