column
- co·lumn
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘regelmatige bijdrage aan krant’ voor het eerst aangetroffen in 1969 [1]
- afgeleid van het gelijknamige Engelse woord [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | column | columns |
verkleinwoord | columnpje | columnpjes |
de column m
- (media), (letterkunde) een kort stukje proza waarin de auteur spits en uitdagend zijn mening ventileert, meestal afgedrukt in een kolom
- Het referendum van woensdag „gaat niet over Oekraïne”. „Het gaat zelfs niet over Europa of de EU. Het is simpelweg één grote pr-stunt om de marktwaarde van GeenStijl op te krikken.” Was getekend Luuk Koelman. Alleen niet op zijn vaste plek als donderdagse columnist in Metro. De gratis krant heeft Koelmans column geweigerd. De auteur plaatste zijn column vervolgens op een eigen website.[3]
- Simon Carmiggelt kreeg voor zijn gebundelde columns in 1974 de P.C. Hooft-prijs
- Het woord column staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "column" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "column" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ column op website: Etymologiebank.nl
- ↑ NRC
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
column