• be·stor·men
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bestormen
bestormde
bestormd
zwak -d volledig

bestormen

  1. overgankelijk met een strijdmacht snel te voet een positie van de vijand trachten te overweldigen
    • Zij bestormden de strategisch gelegen stad. 
    • Maar hij wantrouwde hem in de allereerste plaats. Omdat Pradelle van aanvallen hield. Stormenderhand nemen, bestormen, veroveren, hij deed niets liever. [1] 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]
  1. Lemaitre, Pierre
    Tot ziens daarboven 2014 ISBN 9789401601931 pagina 13
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be