bestormen
- be·stor·men
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bestormen |
bestormde |
bestormd |
zwak -d | volledig |
bestormen
- overgankelijk met een strijdmacht snel te voet een positie van de vijand trachten te overweldigen
- Zij bestormden de strategisch gelegen stad.
- Maar hij wantrouwde hem in de allereerste plaats. Omdat Pradelle van aanvallen hield. Stormenderhand nemen, bestormen, veroveren, hij deed niets liever. [1]
1. met een strijdmacht snel te voet een positie van de vijand trachten te overweldigen
- Het woord bestormen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bestormen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Lemaitre, PierreTot ziens daarboven 2014 ISBN 9789401601931 pagina 13
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be