gezet
- Geluid: gezet (hulp, bestand)
- IPA: / ɣəˈzɛt / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /χəˈzɛt/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣəˈzɛt/
- ge·zet
- In de betekenis van ‘corpulent’ voor het eerst aangetroffen in 1647 [1]
- vervoeging van zetten: de stam met omvoegsel ge- -t, zonder -t omdat de stam al op -t eindigt
- Naamwoord van handeling van zetten met het voorvoegsel ge- [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | gezet | gezetter | gezetst |
verbogen | gezette | gezettere | gezetste |
partitief | gezets | gezetters | - |
gezet [3]
vervoeging van: | zetten… |
verbogen vorm: | gezette |
gezet
- voltooid deelwoord van zetten
- ▸ Ze reageerden alsof ik halverwege de wedstrijd een derde doel in het veld had gezet.[4]
- Het woord gezet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gezet" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "gezet" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ gezet op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be