ontdaan

Dutch

Pronunciation

• IPA^(key): /ɔnˈtaːn/, IPA^(key): /ˌɔntˈdaːn/

• Audio:

  (file)

• Rhymes: -aːn
• Hyphenation: ont‧daan

Participle

ontdaan

1. past participle of ontdoen

Declension

Declension of ontdaan
uninflected	ontdaan
inflected	ontdane
		positive
predicative/adverbial		ontdaan
indefinite	m./f. sing.	ontdane
	n. sing.	ontdaan
	plural	ontdane
definite		ontdane
partitive		ontdaans

Adjective

ontdaan (comparative ontdaner, superlative ontdaanst)

1. emotionally moved, upset

Declension

Declension of ontdaan
uninflected	ontdaan
inflected	ontdaan
comparative	ontdane
		positive	comparative	superlative
predicative/adverbial		ontdaan	ontdane	het ontdaanst het ontdaanste
indefinite	m./f. sing.	ontdaan	ontdane	ontdaanste
	n. sing.	ontdaan	ontdane	ontdaanste
	plural	ontdaan	ontdane	ontdaanste
definite		ontdaan	ontdane	ontdaanste
partitive		ontdaans	ontdanes	—