Dutch

edit

Etymology

edit

Compound of splinter +‎ nieuw.

Pronunciation

edit
  • IPA(key): /ˌsplɪn.tərˈniu̯/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: splin‧ter‧nieuw

Adjective

edit

splinternieuw (comparative splinternieuwer, superlative splinternieuwst)

  1. brand new [from 18th c.]
    Ik heb een boot / ik heb een hele mooie splinternieuwe boot — I have a boat / I have a whole beautiful brand new boat. (Gebroeders Ko – Ik heb een boot / Boten Anna)
    Synonym: fonkelnieuw

Declension

edit
Declension of splinternieuw
uninflected splinternieuw
inflected splinternieuwe
comparative splinternieuwer
positive comparative superlative
predicative/adverbial splinternieuw splinternieuwer het splinternieuwst
het splinternieuwste
indefinite m./f. sing. splinternieuwe splinternieuwere splinternieuwste
n. sing. splinternieuw splinternieuwer splinternieuwste
plural splinternieuwe splinternieuwere splinternieuwste
definite splinternieuwe splinternieuwere splinternieuwste
partitive splinternieuws splinternieuwers

Derived terms

edit

Descendants

edit
  • Afrikaans: splinternuut
  • West Frisian: splinternij (calque)