r
-k
TEGELTABLEAUX UIT HET MIDDEN DER XVIPE EEUW.
Onder het Nederlandsche aardewerk worden betrekkelijk weinig gedateerde tegel-
tableaux aangetroffen. Door het gemis van dergelijke stukken is het in vele gevallen nog
niet mogelijk geweest om van de beste producten, ja zelfs van de meesterwerken onzer
ceramiekkunst, als b.v. de twee polychrome tableaux in het Stedelijk Museum te Rotterdam,
den tijd van vervaardiging vast te stellen.
Het komt mij voor, dat elk gegeven, dat er toe kan meewerken op dit gebied
meer licht te verspreiden voor de kennis onzer ceramiek haar belang heeft, en daarom
vermeld verdient te worden.
Het is dan ook om deze reden, dat ik met enkele woorden de aandacht wensch
te vestigen op het fraaie tegeltableau van 1647 (afb. 1) uit de Collectie Evenepoel in het
Musée du Cinquantenaire te Brussel, dat bovendien gesigneerd is en de initialen vertoont,
welke als C I V of C V I gelezen kunnen worden.
De afbeelding ontheft mij er van eene beschrijving van het kunstwerk te geven.
De kleuren, waarmede de vaas, bloemen en vogels zijn geschilderd, zijn blauw, paars,
groen, bruin en geel, de bekende kleuren van het groote vuur. Rood, dat men eerst later
in staat was te maken, komt hier dus nog niet op voor. Opmerkelijk is hoe in dit
bloemstuk de middenas, door de streng gestyleerde keizerskroon, geaccentueerd wordt.
En zeker geestig is de teekening van het vogeltje, dat met uitgespreide vleugels, als het
ware met zegenend gebaar, de compositie bekroont en tevens afsluit, daar het de twee
hoekvullingen verbindt. Het bloemstuk wordt omgeven door twee in gele kleur geschilderde
banden, waaruit wingerdranken, waarop tal van vogels zijn neergestreken, ontspruiten.
De behoefte om bloemstukken te omlijsten treft men in de eerste helft der 17de eeuw
ook op schilderijen aan. Hier zien wij, dat de ruikers veelal in nissen geplaatst worden;
als b.v. het bloemstuk van A. Bosschaert in het Mauritshuis te ’s Gravenhage en van
Roelant Savery in het Museum te Utrecht. Op tegeltableaux blijven de randversieringen
echter veel langer, nog tot diep in de 18de eeuw in zwang.
De beschouwing van het Brusselsche tableau brengt ons al dadelijk het schitterende
kunstwerk in het Museum te Rotterdam (afb. 2) in herinnering, terwijl eene aandachtige ver-
gelijking van glazuur en kleuren der twee stukken eene sterke verwantschap nauwelijks kan
doen betwijfelen. Ontegenzeggelijk is het Rotterdamsche tableau veel fraaier van conceptie; in
de eerste plaats al om de verhouding van den bloemruiker tot de vaas; bovendien is de
schildering breeder en forscher van toets en knapper van techniek. Niettemin zijn er in
14
215
-k
TEGELTABLEAUX UIT HET MIDDEN DER XVIPE EEUW.
Onder het Nederlandsche aardewerk worden betrekkelijk weinig gedateerde tegel-
tableaux aangetroffen. Door het gemis van dergelijke stukken is het in vele gevallen nog
niet mogelijk geweest om van de beste producten, ja zelfs van de meesterwerken onzer
ceramiekkunst, als b.v. de twee polychrome tableaux in het Stedelijk Museum te Rotterdam,
den tijd van vervaardiging vast te stellen.
Het komt mij voor, dat elk gegeven, dat er toe kan meewerken op dit gebied
meer licht te verspreiden voor de kennis onzer ceramiek haar belang heeft, en daarom
vermeld verdient te worden.
Het is dan ook om deze reden, dat ik met enkele woorden de aandacht wensch
te vestigen op het fraaie tegeltableau van 1647 (afb. 1) uit de Collectie Evenepoel in het
Musée du Cinquantenaire te Brussel, dat bovendien gesigneerd is en de initialen vertoont,
welke als C I V of C V I gelezen kunnen worden.
De afbeelding ontheft mij er van eene beschrijving van het kunstwerk te geven.
De kleuren, waarmede de vaas, bloemen en vogels zijn geschilderd, zijn blauw, paars,
groen, bruin en geel, de bekende kleuren van het groote vuur. Rood, dat men eerst later
in staat was te maken, komt hier dus nog niet op voor. Opmerkelijk is hoe in dit
bloemstuk de middenas, door de streng gestyleerde keizerskroon, geaccentueerd wordt.
En zeker geestig is de teekening van het vogeltje, dat met uitgespreide vleugels, als het
ware met zegenend gebaar, de compositie bekroont en tevens afsluit, daar het de twee
hoekvullingen verbindt. Het bloemstuk wordt omgeven door twee in gele kleur geschilderde
banden, waaruit wingerdranken, waarop tal van vogels zijn neergestreken, ontspruiten.
De behoefte om bloemstukken te omlijsten treft men in de eerste helft der 17de eeuw
ook op schilderijen aan. Hier zien wij, dat de ruikers veelal in nissen geplaatst worden;
als b.v. het bloemstuk van A. Bosschaert in het Mauritshuis te ’s Gravenhage en van
Roelant Savery in het Museum te Utrecht. Op tegeltableaux blijven de randversieringen
echter veel langer, nog tot diep in de 18de eeuw in zwang.
De beschouwing van het Brusselsche tableau brengt ons al dadelijk het schitterende
kunstwerk in het Museum te Rotterdam (afb. 2) in herinnering, terwijl eene aandachtige ver-
gelijking van glazuur en kleuren der twee stukken eene sterke verwantschap nauwelijks kan
doen betwijfelen. Ontegenzeggelijk is het Rotterdamsche tableau veel fraaier van conceptie; in
de eerste plaats al om de verhouding van den bloemruiker tot de vaas; bovendien is de
schildering breeder en forscher van toets en knapper van techniek. Niettemin zijn er in
14
215