zwartmaken

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  zwartmaken    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• zwart·ma·ken

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  zwart  en  maken 

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
zwartmaken	maakte zwart	zwartgemaakt
zwak -t	volledig

Werkwoord

zwartmaken

1. overgankelijk iemand van laakbare daden beschuldigen

   • De koningin heeft nog nooit iemand zwartgemaakt. 

   ▸ Woensdag trad Obama voor het eerst publiekelijk naar buiten als elder statesman. In een Zoom-verbinding met niet-witte jongeren sloeg hij een volstrekt andere toon aan dan Trump, die zich vooral heeft beperkt tot dreigementen en het zwartmaken van betogers als links tuig.

Synoniemen

• lasteren, denigreren

Gangbaarheid

• Het woord zwartmaken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zwartmaken" herkend door:

97 %	van de Nederlanders;
96 %	van de Vlamingen.